In 1672 was het volk "redeloos", de regering "radeloos" en het land "reddeloos" vertellen de schoolboekjes over dit "Rampjaar". De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden werd toen door vier partijen tegelijk aangevallen: het Engeland van koning Karel II, het Frankrijk van koning Lodewijk XIV én de bisdommen Keulen en Munster.
Bisschop aan De Lichtmis
Cristoph Bernard von Galen, de bisschop van Munster, trok met zijn mannen, niet voor het eerst, op naar de stad Groningen. Hij moest daarvoor ook De Lichtmis passeren, de toegang tot het noorden. Daar zou hij een "fort" of schans met een bezetting van 200 musketiers en twee kanonnen aantreffen, zo was de verwachting. Maar dat was niet het geval, want de schans was nog niet af en de mannen die deze plaats moesten verdedigen waren in allerijl naar het stadje Hasselt gevlucht. De nog in aanbouw zijnde versterking was dus gemakkelijk te bezetten; vervolgens werden ook Staphorst en Rouveen ingenomen. De boeren in deze beide kerkdorpen sloegen op de vlucht en namen zo veel mogelijk van hun have mee. De vijandelijke ruiterij, tuk op buit, ging hen achterna, maar de boeren verweerden zich fel en dat kostte veel soldaten het leven. Het betekende niet dat daarmee aan de bezetting een eind was gekomen. Integendeel. De bisschop liet een bezettingsmacht achter en trok verder naar Groningen, de stad waar hij op grond van oude rechten aanspraak op meende te kunnen maken. Hij liet de stad in augustus 1672 veelvuldig met bommen bestoken, wat hem de bijnaam Bommen Berend opleverde. Na 1 maand moest hij zich echter weer terugtrekken. Ondertussen hield een ander deel van zijn mannen huis op en om De Lichtmis. Op een gegeven moment was de bezetting liefst 2.000 ruiters en 70 compagnieën voetvolk sterk. Zij gebruikten de Lichtmis als uitvalsbasis en hielden zelfs strooptochten in Drenthe en Friesland. De arme inwoners van Staphorst en Rouveen werden gedwongen grote bedragen aan oorlogsschatting op te brengen en omdat ze dat geld niet hadden, moesten ze het lenen. De hervormde kerk in Staphorst werd gebruikt voor de roomse eredienst. In 1673 wist Johan Maurits, Graaf van Nassau-Siegen, de bezetter te verdrijven. De bouw van de schans werd nadien nooit voltooid. Andere belangen kregen voorrang en in 1688 was de vesting al geheel verlaten. De regering hield de plek in eigendom en de grond ging over van huurder op huurder. Ondertussen zuchtten de inwoners van Staphorst en Rouveen nog tientallen jaren onder de schulden die ze op zich hadden moeten nemen.
Grachten dicht en weer open
In 1854 werden de grachten rondom het verdedigingswerk dichtgegooid met de aarde van de wallen en zo leken alle sporen van deze, inmiddels tot Bisschopsschans omgedoopte, plek voor eens en voor altijd te zijn verdwenen. Het liep anders, maar de grote verandering kwam pas na anderhalve eeuw. Rond 2000 besloot het Waterschap Groot Salland de contouren van de voormalige "viercante royale fortresse met vier bolwerken", met een omtrek van 2.250 m, weer zichtbaar te maken in het landschap en te koppelen aan een omvangrijk waterbergingsgebied. Het oorspronkelijke verdedigingswerk werd in ere hersteld. Daarmee werd ook de stervormige gracht weer zichtbaar en geaccentueerd door rietkragen. Het schouwpad naast de sloten werd als wandelpad in gebruik genomen. Met grondeigenaren werd overeenstemming bereikt over een financiële compensatie en zo kon de oude schans op 2 juli 2007 een nieuwe verdedigingsfunctie krijgen; nu om het water te beheersen. Tegelijkertijd werd het complex zo een cultuurhistorisch monument.