Veel Nederlanders associëren Kampen met termen als "zwaar", "orthodox" en "calvinistisch". Maar de stad kende door de eeuwen heen ook meer "open", "humanistische" en "vrijzinnige" leefsferen. Van gereformeerd bolwerk kan pas vanaf 1920 worden gesproken. De stad was het laatste "remonstrantse bolwerk" dat in de zomer van 1618 moest zwichten voor de druk van de Overijsselse stadhouder, Prins Maurits, om toe te stemmen in het houden van een Nationale Synode.
Synode van Dordrecht
De Kamper predikanten met hun grote achterban waren ronduit
tegen een dergelijke synode. Zij waren - van hun kant bezien
terecht - bevreesd dat er in de Kerk van de Republiek geen ruimte
meer zou zijn voor hun theologische opvattingen, die zij zelf wel
degelijk als "gereformeerd" wensten te bestempelen. In een
Oprecht en Claer Bericht - in 1618 gedrukt bij Willem
Berendtsz in Kampen - hadden zij hun positie uiteengezet.
Welsprekend woordvoerder was Marcus Gualtherus, rector van de
Latijnse School. Kern van de theologische geschillen was gelegen in
de leer van de predestinatie (voorbeschikking): ligt alles ‒
heil of verderf ‒ van eeuwigheid in Gods onveranderlijke
raadsbesluit vast of is er ruimte voor de vrije wil en keuze van de
mens? Arminius verdedigde de laatste stelling, die werd vervat in
een Remonstrantie (1610). Gomarus verdedigde de eerste,
strenge versie; deze zou zegevieren op de Nationale Synode te
Dordrecht van 1618-1619 en werd vastgelegd in de
Canones.
Vier Kamper predikanten werden door de synode gedaagd op grond van
het Oprecht en Claer Bericht. Hoe de tuchtzaak tegen deze
remonstrantsgezinde predikanten afliep, staat te lezen op het bord
met predikanten aan de zuidelijke gevel van de Bovenkerk: afgezet
door de synode in 1619. Gualtherus werd uit de Republiek verbannen:
hij werd stadssecretaris van Frederikstadt, een kolonie van
gevluchte remonstranten in Sleeswijk-Holstein.
Na de dood van Maurits (1625) werd de in ballingschap opgerichte
Remonstrantse Broederschap allengs getolereerd. Niet in Kampen! De
omgezette magistraat van Kampen heeft na 1620 op aanstichten van
nieuw aangetreden "ware" gereformeerde predikanten het leven van de
anders gereformeerde Kampenaren danig bemoeilijkt. Een
zelfstandige remonstrantse gemeente had op den duur geen
levensvatbaarheid, al heette een huis in de Geerstraat nog in 1742
d'Arminiaensche Kerck.
Verlichting
Een oproep aan het einde van de 18de eeuw van de Lutherse
predikant van Kampen, Willem Goede (1764-1839), aan alle
"weldenkende" christenen zich aan te sluiten bij de Remonstranten,
vond nauwelijks gehoor, zeker ook niet bij zijn eigen achterban.
Goede ‒ veelschrijver en oprichter van het Kamper departement
van 't Nut van het Algemeen ‒ vertrok naar Rotterdam en werd
daar remonstrants predikant. Een vleug van zijn verlichte idealen
leefde voort onder brede lagen van de bevolking in Kampen:
kunstenaars, uitgevers, publicisten en jonge intellectuelen. De
historicus Johannes van Vloten (1818-1883) ‒ die er altijd
trots op is geweest in een Kamper pastorie geboren te zijn ‒
schreef een biografie van Passchier de Fyne (1588-1667), de
remonstrantse predikant die de magistraat van Kampen had gehekeld
om hun vervolg- en winzucht.
Journalist Jurriaan Moulin (1798-1859) publiceerde twee kleine
bronnenstudies over de Kamper remonstranten. Moulin verfoeide zowel
de vervolgingen waaraan de Afgescheidenen van 1834 bloot waren
gesteld, als de gewetensdwang waarvan deze "zich noemende zuivere
gereformeerden" getuigenis gaven, gezien hun uitlatingen jegens
andersdenkenden. Hun voorman Hendrik de Cock (1801-1842) was in
juni 1835 in Kampen gevangengezet en zijn volgelingen waren lange
tijd beschimpt en uiteengejaagd; maar De Cock had ook de Koning
opgeroepen de remonstrantse godsdienst te verbieden, na lezing van
het catechisatieboekje dat door Pieter Hendrik van Wieringen in het
midden van de 17de eeuw uitgerekend in Kampen was uitgegeven.
Godsdienstvrijheid
De Bataafs-Franse tijd had intussen vrijheid van godsdienst gebracht en formeel een einde gemaakt aan de bevoorrechting van de Gereformeerde Kerk, die vanaf nu Hervormde Kerk ging heten. De algemene tendens van de 19de eeuw was gericht op meer vrijheid, ook op het terrein van de levensbeschouwingen. De Remonstrantse Broederschap bloeide in de 19de eeuw sterk op. Die bloei had te maken met de toeloop van (meest welgestelde) leden van de gevestigde Hervormde Kerk die met lede ogen de opkomst van de gereformeerde orthodoxie zagen. In Kampen was de ontwikkeling anders: er was een grote vrije gereformeerde groep, terwijl de orthodoxe stromingen in de Hervormde Kerk zich juist begonnen te organiseren. De orthodoxe expansie ging ten koste van de aanvankelijk grote vrijzinnige of moderne stroming in de stad, verzameld in de Protestantenbond. De laatste vrijzinnige predikant, A.G. van Anrooij, werd in 1894 niet opgevolgd. Tot de kring van de Kamper Protestantenbond behoorden in de 20ste eeuw prof. dr. M.A. Beek (1909-1987), hoogleraar Hebreeuwse taal- en letterkunde, en de toneelspeler Henk van Ulsen (1927-2009). Na de Tweede Wereldoorlog, toen er uitzicht was op een "Vaderlandse kerk" waarin de theologische richtingen met respect voor elkaar wensten om te gaan, bleven drie orthodoxe richtingen in Kampen per convenant (in 1942 gesloten) tegen iedere "vrijzinnigheid". Maar of het vrije geluid zich per decreet laat beteugelen, is de vraag.