In 1448 bouwde de stad Kampen een houten brug over de IJssel. In die tijd een bijna onvoorstelbare ingreep in het landschap, gezien de lengte van de overspanning. Over de bouw was geen overleg gevoerd met de landsheer of andere steden langs IJssel en Rijn. De steden beklaagden zich dan ook bij de landsheer over het verlies van een vrije doorvaart. De bisschop sommeerde het stadsbestuur de brug weer af te breken, maar daar trokken de Kampenaren zich niets van aan. Zo bleef de brug gewoon liggen. Dat de stad zo'n groot project op deze wijze uitvoerde, zegt iets over het zelfbewustzijn en de macht van het stadsbestuur.
Rookverbod
De houten brug over de IJssel was geen lang leven beschoren. Kruiend ijs nam in de winter steeds weer grote delen van de brug mee richting de Zuiderzee. Even verbeten herbouwden de Kampenaren keer op keer hun brug. Meerdere keren vatte de houten brug ondanks een rookverbod vlam. Het toezicht op de brug werd uitgeoefend door de vier Brug- of Wellmeesters, twee leden van het stadsbestuur en twee uit de Gezworen Gemeente. Voor passage van de brug moest tol betaald worden. De tarieven stonden vermeld op een tolbord. Het tolbord dat de Franse schoolmeester Anthoni van Calsbeeck in opdracht van het stadsbestuur in 1628 schilderde, bevindt zich nog steeds in het Stedelijk Museum. Stroomopwaarts van de brug stond een tolhuisje, niet lang na de brug gebouwd. Na herstel van het Oude Raadhuis in 1544 werd ook het tolhuis verbouwd. Beide gebouwen leken sterk op elkaar. In 1843 werd het tolhuis afgebroken. Het innen van het tolgeld gebeurde aanvankelijk door de brugwachter, maar vanaf 1617 door een tollenaar, die vanuit het tolhuis opereerde.
Zes stadsbruggen in 6 eeuwen
De Kamper stadsbrug heeft in de afgelopen eeuwen vele gedaanten
gehad. De eerste brug was gebouwd op houten palen en was 290 passen
lang. De tweede versie van de brug kreeg in 1589 een drijvend
gedeelte, een schipbrug. Onder het vaste brugdeel werden minder
jukken geplaatst, waardoor de stroomopeningen groter werden. Om de
jukken te ontlasten van het grotere gewicht van de langere
overspanningen, werd de brug voorzien van "galgen" of spanwerken.
De doorgang voor de scheepvaart, de brugval, bevond zich vlakbij de
IJsselkade. In 1638 werd een derde versie geconstrueerd, opnieuw
een geheel vaste oeververbinding. De brug was voorzien van vijf
galgen, de brugval lag op 27,5 m vanaf de kade. Het brugdeel tussen
de "val" en de kade was aan beide zijden verbreed met een arcade.
Onder deze arcaden werd markt gehouden. Aan de kant van
IJsselmuiden kon de brug met een houten hek worden afgesloten. In
1784 ontwierp waterbouwkundige Jan ten Holt de vierde variant. Deze
brug had zeven vaste jukken en een aantal losse steunjukken, die
via voetplaten op de rivierbodem rustten. De galgen waren
verdwenen. Aan IJsselmuiderzijde werd de toegang gevormd door twee
stenen sokkels met leeuwen, die schilden met het wapen en de
stadskleuren van Kampen omklemden. De brugval bestond uit twee
klappen op 2,5 m vanaf de kade.
In 1872 werd besloten tot de bouw van een ijzeren brug. De brug
werd ontworpen door N.H. Nierstrasz. Deze brug rustte op vier
stenen pijlers en de twee brugklappen van de "val" bevonden zich in
het midden. De brugval was versierd met vier neogotische torentjes.
Aan weerszijden werd de toegang voorzien van stenen portieken in
dezelfde stijl; aan de stadszijde bekroond door een beeld van
"Landbouw en Handel" en aan de overzijde met de "Stedenmaagd". De
rijbreedte bedroeg ruim 4 m. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd
deze brug tweemaal opgeblazen: in 1940 door het Nederlandse leger
als onderdeel van het verdedigingsplan en in 1945 door de
vluchtende Duitse troepen. De brug werd hersteld, zonder de
neogotische portieken en -torentjes. In 1962 werden de brugklappen
vervangen door een hefgedeelte en werd de doorvaart verhoogd. De
brug van Nierstrasz werd in 1998 vervangen door de huidige versie.
Architect Moshé Zwarts ontwierp een betonnen brug op zes pijlers,
218 m lang en ruim 20 m breed. De hef is verplaatst tot voorbij het
midden en volgt hiermee de stroomdraad van de rivier. De kosten
voor vervanging van de Kamper stadsbrug moesten grotendeels door de
stad worden opgebracht. De brug was en is nu eenmaal eigendom van
de stad.
Twee rijksbruggen
In 1956 beloofde de minister van Verkeer en Waterstaat Kampen een tweede oeververbinding. Het duurde 25 jaar met veel geharrewar over de juiste locatie voordat de bouw startte. In 1983 stelde minister Smit-Kroes de brug in gebruik. Deze brug, de Molenbrug, ligt ten zuiden van de stad en sluit aan op de rijkswegen N50 en N764. In 2003 volgde ten noorden van Kampen de Eilandbrug. De Eilandbrug is onderdeel van de N50 en verbindt het Haatland met het Kampereiland. In beide gevallen gaat het om tuibruggen, die door Rijkswaterstaat zijn ontworpen en door het Rijk betaald.