De Koerhuisbeekschedel

Rondtrekkende jagers

Tijd van jagers en boeren

In 1936 werd bij een zandafgraving langs de Koerhuisbeek aan de zuidoostkant van Deventer een schedel gevonden die destijds tot de oudst bekende menselijke botresten uit Nederland behoorde. Deze "eerste Deventenaar" komt uit de middensteentijd en bevindt zich tegenwoordig in het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden.

Jagers

Na de laatste ijstijd, rond 9000 v. Chr., verbeterde het klimaat en raakte het open landschap weldra bebost. Er ontstond een rijke vegetatie, aanvankelijk met veel dennen en berken, met wilde zwijnen, oerossen, wolven, edelherten, reeën en talrijke vogelsoorten. In deze periode, de middensteentijd (8800-4900 v. Chr.), leefden de mensen nog van de jacht, visvangst en het verzamelen van vruchten, wortels en noten. Bij de jacht trokken ze achter de kudden aan en maakten daarbij gebruik van speren, slingers, boemerangs en wapens van vuursteen. Ze zwierven door het landschap op zoek naar de benodigde middelen van bestaan en richtten door het jaar heen her en der op strategische plaatsen kampementen op. De meeste voorwerpen die zij maakten van hout, riet, gewei, bot en leer zijn in de droge zandgrond vergaan. Wat resteert zijn hoofdzakelijk voorwerpen van steen.

Haardkuilen en vuurstenen

Door archeologisch onderzoek zijn in de gemeente Deventer verschillende verblijfplaatsen van de vroegste bewoners uit de middensteentijd bekend. Sommige van deze plekken zijn te herkennen door de aanwezigheid van donkere, houtskoolhoudende vlekken in de bodem. Dit zijn de resten van haardkuilen. Vanaf 2005 zijn er aan de zuidzijde van de rijksweg A1 bij boerderij de Olthof in Epse-Noord zo'n 100 opgegraven. Ze lagen op een langgerekte zandrug langs de Dortherbeek. Ouderdomsbepalingen met de C14-methode hebben uitgewezen, dat ze zijn gegraven tussen ca. 8700 en 6500 v. Chr. Op hetzelfde terrein zijn duizenden stukjes bewerkt vuursteen gevonden, waaronder pijlpunten en schrabbers. Deze laatste dienden om de huiden van gevilde dieren mee schoon te maken. Ook op andere plekken in Deventer zijn restanten van haardkuilen sporen van vuursteenbewerking aangetroffen. Op het Swormink in Colmschate-Zuid is een steen met een opvallende inkeping gevonden. Deze is door steentijdjagers gebruikt om de schacht van hun pijlen mee glad te vijlen.

Vondsten uit de Koerhuisbeek

Halverwege de jaren dertig werd naast de Koerhuisbeek zand afgegraven. Daarbij werden in een grindlaag ruim 8 meter onder het oppervlak talrijke botten van dieren gevonden. Ook bij de aanleg van de jachthaven op de Zandweerd in 1939 en bij de bouw van de Prins Bernhardsluis eind jaren veertig haalden zandzuigers van grote diepte botten van mammoeten, rendieren, edelherten, oerossen en tal van andere dieren naar boven. Maar het meeste opzien baarde toch wel de vondst van een groot deel van de schedel van de "eerste Deventenaar". Deze werd aangetroffen vlak boven de eerder genoemde grindlaag bij de Koerhuisbeek. Op hogere niveaus vond men nog drie schedels en andere botten van prehistorische mensen, evenals bijlen en hakken, gemaakt van hertengewei. Dankzij hun ligging onder de grondwaterspiegel zijn deze vondsten vrij goed bewaard gebleven. De oudste schedel dateert vrijwel zeker uit de middensteentijd.