De landbouw was eeuwenlang de belangrijkste bron van bestaan op het platteland. De landbouwbedrijven in Den Ham en Vroomshoop waren veelal klein van omvang, met uitzondering van enkele grootgrondbezitters en later ook de veenkoloniale boeren. De meesten hadden een armoedig bestaan. Veel boeren hadden daarom een nevenberoep. De producten van de bedrijven waren vroeger in de eerste plaats bestemd voor de eigen levensbehoefte. Als men producten over had, dan werden die veelal verkocht op de plaatselijke markt, met name op de Brink in Den Ham. Vanwege de armoede waren er weinig kopers. Handelaren kochten de producten voor een zacht prijsje op. Plaatselijke notabelen, zoals de burgemeester, de huisarts, de notaris, probeerden het lot van de boeren te verbeteren door hen te laten samenwerken in coöperaties. Deze samenwerking in coöperaties kreeg vooral gestalte op het vlak van de zuivel, kredietverstrekking en de aan- en verkoop van landbouwproducten en -benodigdheden, zoals veevoer en kunstmest.
De zuivel
Al vóór 1900 was er zowel in Den Ham als in Vroomshoop een particulier roomboterfabriekje: De Volharding aan de Brink in Den Ham en De Eendracht aan de Tonnendijk in Vroomshoop. Tot grote bloei zijn ze niet gekomen. In de jaren voor de Eerste Wereldoorlog (1914-1918 ) was er veel ongenoegen bij de zelfkarnende boeren over de opbrengst van hun producten, terwijl anderen ontevreden waren over de uitbetalingen van de boterfabriekjes. Op verzoek van de ledenvergadering van de landbouwvereniging Vroomshoop en Omstreken, waarvan ook veel Hammer boeren lid waren, werd onderzoek gedaan naar het stichten van een gezamenlijke zuivelfabriek. Burgemeester W. Beukenkamp, voorzitter van deze landbouwvereniging, speelde, samen met de huisarts P.J. van Brakel, een belangrijke rol in dit onderzoek. Op 12 maart 1914 vond de oprichtingsvergadering plaats. De 240 aanwezigen besloten unaniem tot oprichting van een Coöperatieve Stoomzuivelfabriek in Den Ham. De stichtingskosten werden geraamd op f 30.000,‒. De fabriek aan de Dorpsstraat kreeg de naam De Eensgezindheid. Tot directeur werd benoemd de heer G. Posthumus uit Wanneperveen. In zijn sollicitatiebrief meldde hij "vrij te zijn van sterke drank en nationale militie". De fabriek had de eerste 8 jaar nog een petroleumverlichting. Het aantal leden en leveranciers groeide snel: in 1920 waren er dat al 800. Zij leverden toen ruim 4.000.000 kg melk. In 1982 toen alle melkbussen waren vervangen door melkkoeltanks was de melkaanvoer 50.000.000 kg melk. Dit gebeurde door 260 veehouders. Bijzonder was dat, hoewel alle melkritten openbaar werden aanbesteed, er voor één melkrit een uitzondering werd gemaakt. Op verzoek van de hervormde diaconie werd, om sociale redenen, één melkrit toergewezen aan de gebroeders Pellewevers. Die hielden dat 43 jaar lang vol. Aanvankelijk werd de melk verwerkt tot boter en melkpoeder; vanaf 1953 werd er volop kaas gemaakt in de nieuwgebouwde kaasfabriek. In de jaren zeventig en tachtig vonden er in de zuivelwereld om economische redenen vele fusies plaats. Eind 1983 besloot de zuivelcoöperatie De Eensgezindheid toe te treden tot de regionaal werkende zuivelcoöperatie Coberco te Zutphen. De kaasfabriek bleef nog in productie tot 1 april 1994. De afbraak volgde in 2008. Daarmee was ook het dorpssymbool De Piepe verdwenen.
De banken
Voor geldleningen om grond en vee te kunnen kopen, waren boeren in het verleden vaak afhankelijk van enkele rijke personen. De mogelijkheden voor het lenen en uitlenen van geld verbeterden door de oprichting van een coöperatieve vereniging, die als bank functioneerde. De Duitse burgemeester Raiffeisen was de pionier op dit gebied. In de voormalige gemeente Den Ham had Vroomshoop in 1906 de primeur met de oprichting van de Coöperatieve Boerenleenbank Vroomshoop. Dit had ongetwijfeld te maken met de erbarmelijke toestanden die er in die tijd in de veenstreken heersten en met de komst van de Groninger boeren. Het begin was niet gemakkelijk. Omdat er geen ruimte beschikbaar was, werd de huiskamer van bestuurslid en kassier T. Wolters gebruikt als tijdelijke huisvesting. Het eerste kantoor werd gebouwd aan de Oranjestraat. De Coöperatieve Boerenleenbank in Den Ham werd opgericht in 1920, gelijktijdig met de aankoopvereniging. De boerenleenbank was eerst ook gehuisvest in de gebouwen van de aankoopvereniging. Later vond nieuwbouw plaats aan de Dorpsstraat en nog weer later aan de Ommerweg; tegenwoordig is de bank aan de Brink gevestigd. De twee boerenleenbanken sloten zich beide aan bij de Centrale Raiffeisenbank in Utrecht. In het zuiden van het land was de overkoepelende bank de Coöperatieve Boerenleenbank in Eindhoven. Deze twee organisaties fuseerden tot Rabobank. De boerenleenbanken in Vroomshoop en Den Ham fuseerden in 1993 tot één bank. Recent is er een verdere opschaling geweest tot Rabobank West Twente.
De aan- en verkoopverenigingen
De Coöperatieve Aan- en Verkoopvereniging Ons Belang werd in 1910 te Vroomshoop opgericht. Veel veenkoloniale boeren die zich na de afgraving van het veen op de nieuwe gronden hadden gevestigd, hadden behoefte aan een gezamenlijke afzet en aankoop van producten. In 1965 ging Ons Belang met zes andere coöperaties samenwerken in de Verenigde Twentse Landbouwcoöpe-raties. Hierna volgde een samenwerking met de coöperaties in Twente en de Achterhoek. Deze coöperatie, For Farmers genoemd, heeft het hoofdkantoor in Lochem. Na de oprichting in 1920 kocht de Coöperatieve Aankoopvereniging Den Ham van de familie Hartgers de molen en bijbeho-rende gebouwen en grond aan de Dorpsstraat. Anders dan Ons Belang heeft de Aankoopvereniging Den Ham niet aan de fusieontwikkelingen deelgenomen, maar heeft op eigen kracht het werkgebied en de omzet vergroot. Deze coöperatie is weliswaar nu niet de grootste, maar wel een financieel sterk concurrerende coöperatie.
Ontwikkeling van de landbouw
Al deze coöperatieve verenigingen hebben, vaak na een moeilijk begin, een belangrijke bijdrage geleverd aan de landbouwontwikkeling in Den Ham, Vroomshoop en Geerdijk. De coöperaties maakten een geweldige ontwikkeling door die vooral gestalte kreeg na de Tweede Wereldoorlog (1940-1945). Met de Marshallhulp uit Amerika ontwikkelde de landbouwsector zich tot een sterke bedrijfsgroep. Naast deze coöperaties zijn er op het gebied van de veeverbetering nog diverse plaatselijke samenwerkingsverbanden geweest die opgeschaald zijn tot regionale dan wel landelijke organisaties. Ook in de slachtveesector zijn sterke coöperaties ontstaan. Al deze samenwerkings-verbanden hebben er aan bijgedragen dat de agrarische sector zich in deze omgeving sterk heeft kunnen ontwikkelen.