In 1940 woonden er elf Joodse burgers in Bathmen, de twee families Polak. De broers David en Jacob Polak hadden een meubel- en manufacturenwinkel aan de Dorpsstraat 2. David woonde daar ook samen met zijn vrouw en twee kinderen, Lion en Leny. Jacob woonde ernaast op de Koekendijk 1. Zijn vrouw werd al enige tijd verpleegd in het psychiatrisch ziekenhuis "het Apeldoornse Bos". David was een zeer geziene figuur in het dorp. Hij was onder meer bestuurslid van de muziekvereniging Orpheus. Abraham (Bram) en zijn zusters Line en Jo Polak waren de uitbaters van het café de Ster, op de hoek van de Brink en de Deventerweg (nu de Read Shop). Jozua Polak bezat ook een café en was daarnaast vrachtrijder. Hij woonde samen met zijn zuster Eva in de Schoolstraat op nummer 7.
Voor Joden verboden
In het begin van de oorlog leek alles bij het oude te blijven, maar al spoedig werden de eerste anti-Joodse maatregelen afgekondigd: Joden mochten geen lid meer zijn van verenigingen en Joodse ambtenaren en leraren moesten ontslagen worden. Ook Leny Polak kreeg toen ontslag als handwerklerares aan de Dorpsschool en haar vader moest bedanken als bestuurslid van Orpheus. De anti-Joodse maatregelen volgden elkaar nu snel op. Allereerst de meldingsplicht en op 1 april 1941 moesten alle cafés voorzien zijn van het bordje "Voor Joden verboden". Toen Bram Polak samen met zijn broer Jozua in een café een houtverkoping bijwoonde, was hij dus in overtreding. Beiden werden door gemeenteveldwachter Louwes gearresteerd en overgedragen aan de Sicherheitsdienst in Arnhem. Jozua werd spoedig vrijgelaten maar Abraham werd overgebracht naar het concentratiekamp Sobibor. Daar is hij op 29 juli 1942 vermoord.
Op transport gesteld
Steeds meer nieuwe maatregelen werden afgekondigd: de persoonsbewijzen werden voorzien van een diepzwarte J; daarna werden alle Joden verplicht de Jodenster te dragen. De textielwinkel en de cafés van de broers Polak werden gesloten. De winkel werd gebruikt als kantoor en in het café de Ster werd de distributiedienst gehuisvest. Op deze manier hoopte de familie op enige veiligheid en bescherming. Tevergeefs. In april 1943 kwam de beschikking af dat het voor Joden verboden was om in een provincie te wonen en dat ze zich naar kamp Vught dienden te begeven. Negen leden van de familie Polak trof dit lot. Lion was inmiddels getrouwd met Sientje Pachrag. Samen met Jacob Polak kregen zij toestemming om naar Amsterdam te vertrekken. David, zijn vrouw, Line, Jo, Jozua en Eva Polak vertrokken in april 1943 met de bus, waarin al Joodse gezinnen uit Holten zaten, naar Deventer. Vandaar ging het met de trein naar Vught en via Westerbork kwamen allen in het concentratiekamp Sobibor terecht. Ook de drie naar Amsterdam vertrokken familieleden vonden hier de dood.
Auschwitz overleefd
De enige overlevende van de familie is mevrouw Leny Polak. Na haar trouwen in september 1942 verhuisde ze naar Winterswijk. Met haar man Hartog de Leeuw werd zij overgebracht naar Auschwitz. Leny overleefde, maar "zonder die goede Belgen had ik het niet gehaald, zij hebben mij, toen het lopen niet meer ging, gedragen". In 1946 trouwde Leny met Frits Adelaar.