"Dat Marckenboeck van Bathman"

De marken

Tijd van regenten en vorsten

Gemeenschappelijke, ongecultiveerde gronden waren belangrijk in de vroegere landbouw in Bathmen. Boeren lieten hun vee op privégrond grazen, maar ook op de woeste gronden. Op de woeste grond gestoken plaggen, gemengd met koemest uit de potstal, zorgden voor voldoende bemesting van de eigen grond. In de 13de eeuw werden in Oost-Nederland marken opgericht om deze woeste gronden te beheren en te beschermen. In Bathmen ontstonden twee marken: Dorth en Zuidloo en Bathmen en Loo.

Gemeenschappelijke regels

De markegenoten, ook wel erfgenamen, goedsheren of gewaarden genoemd, kwamen geregeld bijeen om over markezaken te spreken. Die markevergadering, de holtsprake of holtink, stond onder het voorzitterschap van de markerichter. Was deze functie verbonden aan een bepaald erf, dan was de titel erfmarkerichter. Zo was de heer van Dorth erfmarkerichter in de marke Dorth en Zuidloo. De holtsprake werd lange tijd gehouden op erve Meilink. De abdis van het klooster Ter Hunnepe was erfmarkerichteres van Bathmen en Loo, waarvan de holtsprake plaatsvond bij erve Kuit of Hof te Loo. Hoeveel vee men mocht weiden of hoeveel plaggen men mocht steken, hing af van het aantal waren of waardelen dat men bezat. Naast de eigenaren van de gewaarde boerderijen konden ook de niet-gewaarden, de keuters, katers of kotters, op beperkte schaal gebruik maken van de markegronden. Zij mochten er enkele beesten laten grazen en plaggen steken. Bovendien konden ze zich tegen betaling een stukje markegrond toe-eigenen en ontginnen. De markerichter kon overtreders van de markeregels straffen door hen te korten op hun rechten op het heiden en weiden of door hen een geldboete te laten betalen. De grenzen van de marken werden vastgelegd om te voorkomen dat er over en weer inbreuk zou worden gepleegd op elkaars grondgebied. Waar een natuurlijke scheiding in het landschap aanwezig was, werd die aangewend als markegrens. Was die niet aanwezig, dan werden de grenzen bepaald door markepalen. Over al deze zaken werd verslag gedaan in de markeboeken.

Publieke taken

Het markebestuur van Bathmen en Loo behartigde ook zaken van het kerspel (bedieningsgebied van de kerk), die later aan het gemeentebestuur zouden worden toevertrouwd, zoals de zorg voor onderwijs, onderhoud van wegen en waterlopen en waterbeheer. Juist daarom was het stempel dat het markebestuur op het platteland drukte zo groot. Het markeboek van Bathmen bevat ook aantekeningen over het onderhoud van kerk en pastorie. Helaas zijn de oudste delen verloren gegaan, het boek begint met het jaar 1605. Maar meteen na de in dat jaar vastgestelde beschikkingen werden de gegevens van de jaren 1579 tot 1605 in het boek gereconstrueerd.

Opheffing

Vanaf de Bataafs-Franse tijd kwam het voortbestaan van de marken onder druk te staan. De overheid stuurde aan op verdeling van de gemeenschappelijke gronden, ter wille van een meer efficënte exploitatie. Vanaf 1819 ging een commissie aan het werk om het bezit van de marke Bathmen en Loo onder de erfgenamen te verdelen en in 1867 werd de marke opgeheven. In 1852 was de marke Dorth en Zuidloo al ter ziele gegaan.