Het verhaal en de plek
In 1544 werden de Freules van Beckum, Maria van Beckum en haar schoonzuster Ursula van Beckum, op de brandstapel in Delden terechtgesteld. De freules bleven tegen de wil van de bisschop van Utrecht trouw aan hun doopsgezinde geloof. Over deze executie zijn veel martelaarsliederen ontstaan en zo behoort de dood van deze freules tot de best gedocumenteerde en meest bekende martelaarsverhalen uit de geschiedenis van de weder-dopers en doopsgezinden.
Het kunstwerk
'Freulespoor' bestaat uit twee delen. Bij het Morshuis in Diepenheim, waar Maria van Beckum woonde, is hoog boven de laan een metalen schaal geplaatst van waaruit een voetspoor door de bomen leidt. Het is een verwijzing naar de wandelingen van de beide freules en hun liefde voor God. In Delden, vlakbij het oorspronkelijke galgenveld, loopt het voetspoor verder, door een kooi heen. De kooi staat symbool voor de onderdrukkende macht die niet in staat bleek de overtuiging van de freules te breken.