Nieuwe Steentijd
De sporen van de eerste bewoning in Velsen gaan duizenden jaren terug tot de Nieuwe Steentijd. Bij de aanleg van de Westbroekplas in 1990 werden een pijlpunt, potscherven van aardewerk en ploegsporen van een akker uit deze periode tussen 5000 en 2000 voor Christus gevonden. De afzenders van deze boodschap: mensen van de Vlaardingencultuur die steeds vaker voor een boerenleven kozen in plaats van voor de jacht.
Westbroekplas
De Westbroekplas werd uitgediept omdat er een aantrekkelijke overgang moest komen tussen de luxe nieuwbouw van Velserbroek en het openbare groen van recreatieschap Spaarnwoude. Het recreatiewater is daarom uitgegroeid tot een mooie plek in de gemeente Velsen met sinds kort het paviljoen Villa Westend dat mensen uitnodigt tijdens een bezoek aan de recreatieplas ook wat te eten en te drinken.
Zwemmen, eten, drinken, trouwfeestjes en rouwplechtigheden zijn de inkomstenbronnen van Villa Westend. Maar hoe gingen deze dingen duizenden jaren geleden, toen mensen in deze kuststreek leefden van de jacht en op zoek waren naar een minder hard en onzeker bestaan?
Vlaardingencultuur
Voor de vroegste bewoning van de mensen van de Vlaardingencultuur moeten we terug naar de periode van 5300 tot 2000 voor Christus. De mensen veranderden in dat tijdperk dikwijls van beroep. Ze kozen voor zekerheid. In plaats van jager werd men boer en verbleef men langer dan enkele seizoenen op dezelfde plaats.
De mensen in deze regio leefden in die tijd op een, ondergronds bewaard gebleven, zandrug. Hun leven veranderde langzaam in opeenvolgende generaties: van jagers en verzamelaars naar boeren.
Strandwallen
Het droge deel van het 'Velsense' landschap was omgeven door een moeras dat in het noorden van de provincie uitliep in een Waddengebied. In deze streek liet de zee rond vierduizend voor Christus met veel geweld meerdere zandruggen - de zogenaamde strandwallen - ontstaan. In de ondergrond van het dorp Spaarnwoude en onder een deel van de woonwijk Velserbroek zijn daarvan nog grote delen aanwezig met naar verwachting oude archeologische restanten.
De strandwal van Haarlem raakte niet helemaal begroeid, doordat boerengezinnen er zich vestigden. De plek aan de noordkant was aantrekkelijk door de aanwezigheid van een grote getijdengeul van het zogenaamde Oer-IJ, de voorganger van het IJ bij Amsterdam en van het van oorsprong Middeleeuwse Wijkermeer.
Er is veel fantasie voor nodig om een voorstelling te maken van een landkaart uit die tijd. Het Wijkermeer stond in vroeger eeuwen als noordwestelijke uitloper van het IJ in verbinding met de Zuiderzee. Bij de aanleg van het Noordzeekanaal zijn de laatste restjes van het Wijkermeer ingepolderd. De mensen op deze zandrug behoorden tot de Vlaardingen-cultuur, genoemd naar de eerste vindplaats van hun overblijfselen. Andere resten van deze cultuur zijn gevonden in de kop van Noord-Holland en in de buurt van Den Haag. Ook daardoor is de vondst uit de Nieuwe Steentijd bij de Westbroekplas voor heel Noord-Holland van groot belang.
Hunebedden
De Vlaardingencultuur viel samen met de zogenaamde Trechterbekercultuur, van de bouwers van hunebedden in Drenthe. Omdat zulke grote stenen aan de kust niet voorhanden zijn, zijn vergelijkbare uit de kluiten gewassen graven hier niet aanwezig.
Het is nog altijd onbekend hoe de mensen toentertijd hun overledenen de laatste eer bewezen. Wel staat vast dat het een tijd was van belangrijke ontwikkelingen, zoals het gebruik van het wiel, de wolproductie en het maken van kaas. Nieuwe vindingen die door boeren voor het eerst op grote schaal werden toegepast.
Vijand de zee
De woonplaats van deze mensen werd in die dagen echter voortdurend bedreigd door de zee. De zee spoelde soms met geweld over het land en bedekte ook de vindplaats bij de Westbroekplas met een flinke laag zeezand. De archeologische bewijzen voor het bestaan van de Vlaardingencultuur liggen vanzelfsprekend niet voor het oprapen. Stadsarcheoloog Wim Bosman wist na wekenlang speuren bij de aanleg van de Westbroekplas resultaat te boeken door daar de pijlpunt en aardewerkscherven te vinden.
Eenmaal deed zich nog een buitenkansje voor bij de aanleg van de Wijkertunnel in de jaren negentig van de vorige eeuw.
Archeologische vondsten
De hoop op het aantreffen van menselijke resten was groot. Het allerdiepste gat van twintig meter toonde een veenlaag met daarin platgeperste bomen, doordat de zee er telkens weer zand overheen had geschoven. Maar tot teleurstelling van de archeologen werden geen menselijke sporen ontdekt. De aangetroffen veenlaag op twintig meter diepte vormde de grens tussen het landschap uit de laatste IJstijd en de periode waarin wij nu leven.
Elders in het land zijn op dit niveau wel degelijk sporen van vroege menselijke aanwezigheid ontdekt. Maar om die te treffen moet een zeer grote bouwput worden gegraven. En ook niet onbelangrijk: de archeoloog moet ook geluk hebben.