Nieuwe samenwerkingsverbanden

Wat bindt de Noordkoppers? Die vraag is actueel nu in de gemeenten van de Kop wordt gesproken over nieuwe vormen van bestuurlijke samenwerking. Geografisch laat de Noordkop zich vrij eenvoudig afbakenen, als het deel van Noord-Holland ten noorden van de Westfriese Omringdijk, met het eiland Texel en aan drie kanten het water van de Noordzee, de Waddenzee en het IJsselmeer. Voor het overige is de Noordkop veel minder gemakkelijk te definiëren. De verschillende delen kennen wat ontstaan en bewoning aangaat, een heel uiteenlopende geschiedenis. De Kop omvat zowel de oudste landschappen van de provincie - de keileembulten op Texel en Wieringen uit de voorlaatste ijstijd, ruim 150.000 jaar geleden - als de allerjongste: de polders Anna Paulowna en Wieringermeer, waarvan de laatste nog maar 80 jaar oud is. Behalve het 'Viking'eiland Wieringen maken ook de voormalige eilanden Callantsoog en Huisduinen er deel van uit, elk met hun eigen bijzondere geschiedenis.

Een flink deel van de Noordkop is in de laatste eeuw op de schop gegaan, voor de zoveelste keer in duizend jaar, en is veranderd in een grootschalig agro-industrieel landschap. Het landschap is onder al die ingrepen opnieuw 'kneedbaar' gebleken, zoals het eens is omschreven. Klei-, veen- en zandgronden zijn naar believen heringericht en herkaveld, opgespoten en afgegraven of op een andere manier van karakter veranderd. Wat water was werd land, en wat land was wordt nu soms opzettelijk weer water. Je kunt het ook anders samenvatten: de Noordkop is een kunstkop - waar de mens voorlopig nog heer en meester is.

Naar achtergrond vormt de bevolking van de Noordkop al evenmin van een eenheid. Wieringen en Texel kennen een permanente bewoning vanaf de prehistorie. De eilanders vormden hechte gemeenschappen met tot in het recente verleden hun eigen dialect. De kolonisten in de dorpen van de nieuwe polders daarentegen, kwamen uit alle delen van het land. Zij brachten hun eigen klederdrachten, gebruiken en tradities mee, evenals een grote kerkelijke verscheidenheid. Aanvankelijk konden zij vaak zelfs niet eens de streektalen van hun directe buren verstaan. Weer heel anders verliep de geschiedenis van de marinebasis Den Helder, met zijn grote vlottende bevolking. Ook wat economische bedrijvigheid betreft waren en zijn er grote verschillen. Waar het ene deel van de Kop leeft van de grootschalige bollenteelt, vindt een ander deel een bestaan in de veehouderij of het strand- , pleziervaart- en natuurtoerisme.

Zijn er in die veelvormigheid nog gemeenschappelijke noemers te ontdekken? Of is het gebied ten noorden van de Westfriese omringdijk een geografisch restgebied, dat zich voornamelijk onderscheidt door wat het niet is? Uit de vensters van deze canon komt op zijn minst één ding naar voren. Als er geen gemeenschappelijk verleden en geen definieerbare identiteit van de Noordkoppers bestaat - zij zeggen over zichzelf wel dat zij allemaal eilanders zijn gebleven en lijken vooral hun diversiteit te koesteren - dan is er toch in ieder geval sprake van een gedeelde ervaring. De verschillende regio's van de Noordkop zijn, ieder op hun eigen manier, steeds een 'frontier'-gebied geweest, meer dan welk ander deel van de provincie ook. Met als constanten het leven met de zee, de strijd tegen het landverlies en vóór de schepping van nieuw land. Van oudsher is er gepionierd, vanaf de eerste nederzettingen op de oeverwallen in het moerasgebied tot de ontginningen in de achtste eeuw en de aanleg van de eerste dijken. En van de inpoldering van de Zijpe in de zestiende eeuw tot aan het bewoonbaar maken van de drooggevallen Wieringermeer in de jaren voor de Tweede Wereldoorlog.

Het betekende door de tijd heen ook de opname van grote aantallen kolonisten, tijdelijke arbeidskrachten en nieuwe bewoners. Het betekende eveneens dat de Noordkop vaak een proeftuin is geweest: de bedijking van de Zijpe voor de droogmaking van de grote meren in de Gouden Eeuw, het Noord-Hollands Kanaal voor de aanleg van het Noordzeekanaal, of de inrichting van de Wieringermeer voor de aanleg van de latere IJsselmeerpolders.

Gepionierd wordt er in de Kop nog altijd: r uwe, zame ontwikkeling.van de Wieringermeerer hillen.ee en k. eizer Wilhelm I een gouden horloge met inscriptie, dat nog altiin het ultramoderne glastuinbouwgebied Agriport en het windtubine-testpark in de Wieringermeer, met de experimentele opwekking van getijdenenergie bij de Afsluitdijk in Den Oever of de winning van aardwarmte op Texel. Uit de gedeelde ervaring als frontierbewoners volgen voor de inwoners van de Noordkop misschien ook gedeelde belangen voor de toekomst. Bij vraagstukken van waterberging en infrastructuur. Of van wonen, werken, bestuurlijke samenwerking, toerisme of natuurontwikkeling. Dé Noordkopper bestaat ongetwijfeld niet. Maar er is wel het een en ander, en misschien voldoende, dat de Noordkoppers bindt.