Dominee Hoedemaker was een van de mensen, die zich zorgen maakte over de jeugd. Hij schreef onder meer: 'Nooit vergeet ik het ongewone geluid van de fabrieksbel, die mij dikwerf wekte, terwijl alles buiten nog donker en stil was, en hoe ik te midden van de afgemeten voetstappen der oudere arbeiders, het getrappel van kleine voetjes kon onderscheiden, die zich voorbij de woningen waar alles nog "in rust was", "naar het werk" spoedden. Ik wist dat er kinderen voorbijgingen, die misschien dezen morgen al slapende uit bed getild waren om, op de kille stenen van den vloer wakker geschud, tot bezinning te komen. "Kon deze kleine lezen? Hij was te vroeg van school afgenomen, en had reeds zoveel "verleerd". Hielp dat meisje haar moeder in het huishouden? Wat kon zij doen? Naaien en breien had zij niet geleerd. 's Morgens was zij voor dag en dauw op, en 's avonds kwam zij half slapende thuis. Bezochten deze kinderen de catechisatie? Zij hadden alleen Zaterdagsmiddags vrijaf en dan moest de dominee studeren. Waar zouden wij eindigen, indien wij een omstandig verhaal wilden doen, van al de onkunde, onzedelijkheid, ongehoorzaamheid, in één woord, al de ellende van allerlei aard, waartoe het leven op de fabrieken aanleiding gaf.' Dit soort protesten leidde uiteindelijk tot wetten tegen kinderarbeid en onderwijsplicht.