De vereniging Oud-Utrecht werd in februari 1923 opgericht op initiatief van burgemeester Fockema Andreae. Het verenigingsbestuur zette zich vanaf het begin in voor de bescherming van 'monumenten van geschiedenis en kunst en stedenschoon'. In de gemeentelijke Bouwverordening bestond op dat moment nog geen regeling voor de bescherming van dergelijke monumenten. Het bestuur van Oud-Utrecht verzocht B&W dan ook om een monumentenverordening op te stellen, hetgeen meteen werd toegezegd. De verordening hield in dat het een eigenaar verboden werd om zonder een vergunning van B&W een gebouw of een kunstwerk, 'dat uit het oogpunt van geschiedenis of van kunst van belang is', te slopen. De gebouwen en kunstwerken waarvoor dit zou gelden, werden op een lijst geplaatst. De lijst werd vastgesteld door B&W na advies van een in te stellen Monumentencommissie. Om verbouwingen niet onmogelijk te maken, werd een vergunningprocedure ingesteld, waarbij B&W voorwaarden aan de verbouwing kon stellen of een vergunning kon weigeren. De verordening ging in op 12 december 1928 in werking en werkt tot op vandaag.