In 2002 werden in Leidsche Rijn de resten van drie verschillende Romeinse wachttorens ontdekt. Ze werden voor het eerst in de jaren '40 van de eerste eeuw gebouwd en stonden op strategisch belangrijke plekken, zoals grote rivierbochten of juist daar waar zicht was op lange rechte stukken van de rivier. In de jaren '60 of later werden de torens vernieuwd en vergroot, waarbij de muren een vakwerkconstructie kregen en met leem dichtgezet werden. Vermoedelijk werd elke toren bemand door ongeveer zes soldaten. In tweetallen voerden zij om beurten wachtdiensten uit. Door de bij de torens gevonden botresten en maalstenen weten we dat de soldaten voor een paar dagen rundvlees en graan meekregen vanaf een nabijgelegen castellum. Het menu vulden ze aan met wat ze ter plekke aan vis en watervogels vingen. Ze aten brasems en voorns, maar vooral jonge snoeken en zelfs af en toe mossels, die van de kust afkomstig waren. Misschien was het al met al zo erg nog niet om naar een wachttoren in het buitengebied te worden gestuurd, want het betekende ook een paar dagen vrijheid van de discipline van de legerbasis!