Kenmerkend voor de oudere Utrechtse vrijwoningen is dat ze in rijtjes zijn gebouwd, en niet in een kringetje of tegenover elkaar zoals hofjes in andere steden. Het waren eenkamerwoningen met een zolder. Ze werden ook wel 'godskameren' genoemd, omdat armen hier 'om Gods wil' (=gratis) konden wonen. De eerste Utrechtse vrijwoningen werden in 1367 gebouwd in de St. Margarethenhof aan het Jansveld. Dit hofje was genoemd naar een heilige. Vaak werden hofjes echter genoemd naar de stichter: Croontgenspoort (naar Johan Croonkiin), Zuylenskameren (naar Dirk van Zuylen), Pallaeskameren (naar Maria van Pallaes).
De meeste vrijwoningen waren van het begin af aan bedoeld voor ouderen. De minimumleeftijd was vijftig jaar. Bekende Utrechtse hofjes zijn bijvoorbeeld ook de Bruntenhof, de Gronsveltkameren in de Nicolaasdwarsstraat, de Beyerskameren in de Lange Nieuwstraat en de Breyerskameren net buiten de Wittevrouwenpoort.