Tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn in de buurt van de Grebbelinie veel boerderijen verloren gegaan, omdat ze door de Nederlandse militairen werden neergehaald voor een vrij schootsveld. Het ging in totaal om 291 boerderijen tussen Rhenen en Spakenburg. Bij Amersfoort was dat bijvoorbeeld ook Huis Coelhorst. Bij Renswoude moesten 13 boerderijen het veld ruimen, in Scherpenzeel 9, 41 in Leusden en 13 in Woudenberg. Op 13 mei 1940 werd Scherpenzeel grotendeels verwoest door artilleriebeschietingen door het Nederlandse leger. De Duitsers trokken zich daarna terug. Tijdens en na de oorlog zijn veel boerderijen weer opgebouwd.
Zo bevinden zich rond Scherpenzeel verschillende wederopbouwboerderijen. Ze zijn sober gebouwd van eenvoudige materialen, gebaseerd op de bouwtraditie van de streek. Herkenbaar zijn de schouderstukken, tuitgevels, vlechtingen, hooiluiken en vooral de gevelsteen (de uit het vuur klimmende leeuw zonder klauwen, pijlen en kroon).
Veel wederopbouwboerderijen zijn ontworpen volgens de principes van de Delftse School (een architectuurstroming die is ontwikkeld op de Technische Hogeschool Delft door professor M.J. Grandpré Molière). Die principes waren gebaseerd op de Nederlandse bouwtraditie van eenvoud, nederigheid en een duidelijke relatie tussen de functie van een gebouw en zijn vorm.