In de Graafsche Courant van 2 mei 1946 staat een tekening die met gejuich zal zijn begroet: een impressie van de eerste na de oorlog te bouwen woningen in een nieuwe wijk. Officieel krijgt die een dubbele naam: De Zittert (links van de doorgaande weg) en De Bikkelkamp (rechts). Maar naar de pannen op het dak maakt de volksmond er al gauw het rode (Zittert) en het blauwe (Bikkelkamp) dorp van.
Sinds 1942 beschikt Grave over bebouwbare terreinen ten westen van de stad voorbij de Rijksweg. En die terreinen zijn nodig. De huizen in de binnenstad zijn slecht, het in 1938 teruggekeerde garnizoen heeft dringend huisvesting nodig voor zijn personeel en ook los daarvan is er ernstige woningnood. Maar er is ook gebrek aan geld, in Grave zelf en bij het Rijk, en aan materiaal om te bouwen. In de eerste jaren komen er vanuit Den Haag maar weinig toewijzingen voor nieuwe woningen. Daardoor wordt er maar mondjesmaat gebouwd. Pas eind oktober 1947 kunnen de eerste bewoners van 'de nieuwe wijk' in hun huizen. Huurhuizen zijn het; goedkope huizen. Later worden de dan gebouwde huizen ook nog eens kleiner. Een hele stoet aan architecten werkt mee: F. Schütz, J. de Jong, J. Arts, bureau Elders, J. de Nooijer, P. Guelen en L. Overgoor. De huizen van Schütz trekken meteen de belangstelling van collega's. Het geheel heeft met al die verschillende architecten achteraf toch voldoende eenheid en het wordt, ondanks alle soberheid, kwalitatief van dermate groot belang geacht dat het in 2006 de status krijgt van beschermd stadsgezicht.
In 1958 worden de laatste twee complexen huizen gerealiseerd, nu voor rekening van particuliere bedrijven. Tot dan toe was de gemeente bouwheer. Vanaf 1959 wordt er verder gebouwd in De Mars, ten noorden van het rode en blauwe dorp.
Met de komst van de nieuwe inwoners ontstaat er ook behoefte aan voorzieningen: een school en winkels. Maar daarmee komen ook de problemen. Gemeente en provinciebestuur zijn bang dat de centrumfunctie van oud Grave wordt aangetast. Een school voor meisjes (de latere Raamdonk) mag nog, maar een school voor jongens niet; die komt in de oude kern. Voor gemengd onderwijs zijn de geesten nog niet rijp. Meer dan incidentele winkelbouw wordt evenmin toegestaan; Piet van Lier met een filiaal van zijn levensmiddelenwinkel in de stad is de eerste (1953). Echte ruzie tussen oud en nieuw Grave komt er als de nieuwe bewoners het consultatiebureau in hun wijk willen en het bisdom besluit dat er een eigen kerk in de wijk moet komen. Het eerste lukt niet, het laatste wel. Maar deze Christus Hemelvaartkerk is inmiddels alweer gesloopt. Er komt een plein voor in de plaats met daaraan een winkel en een appartementencomplex. Het plein is genoemd naar oud-pastoor Van den Hurk.
Vereniging De Nieuwe Wijk
De bewoners van de nieuwe wijk tonen zich ware pioniers. Een wijkvereniging (januari 1958) organiseert met succes sport en spel voor jong en oud. Het gevoel van verbondenheid wordt vergroot door het wantrouwen vanuit de stad; uit angst om te worden overvleugeld neemt men daar de belangen van de wijk niet voldoende serieus. Het succes van vereniging De Nieuwe Wijk dobbert later mee op de golven van de tijd, maar ze bestaat nog steeds.