Strijd tussen Sticht en Gelre
Stichtsen en Geldersen vochten ook in het begin van de 16e eeuw nog vaak met elkaar. Het werd nog erger, toen de hertog van Gelre zich bij de tegenstanders van bisschop David aansloot. Door de oorlog raakten de muren van Rhenen in verval. Het lage land bij de stad kwam onder water te staan en handel was er niet meer. In 1527 plunderden de Geldersen Rhenen en verwoestten het kasteel Ter Horst. De mensen trokken weg uit de Rhenense Venen.
In 1527 kwamen ook de burgers van de stad Utrecht in opstand tegen bisschop Hendrik van Beieren. Zij vroegen de Hertog van Gelre hen te helpen. Die stuurde zijn veldheer Maarten van Rossum met troepen. De bisschop riep de hulp in van Keizer Karel V. Toen deze in 1528 de wereldlijke macht van de bisschop overnam, was de eerste stap gezet om een eind aan de strijd te maken. De tweede stap volgde, toen de keizer op 7 september 1543 bij het verdrag van Venlo de hertog van Gelre dwong hem als heer te erkennen. Daarmee was voldaan aan een belangrijke voorwaarde voor het ontstaan van Veenendaal. De frontlijn tussen het Sticht en Gelre werd een rustige grenslijn en dat maakte het mogelijk nieuwe stukken veen af te graven en de turf te verhandelen. Maar er was nog geen bewoning; Veenendaal bestond nog niet.