Waalwijkers zijn Brabanders pur sang.
Maar dat was niet altijd zo: ooit behoorde
een groot deel van de huidige gemeente tot Holland.
Waalwijkers zijn Brabanders en daar komen ze graag voor uit. Dat een groot deel van de huidige gemeente Waalwijk eeuwenlang tot Holland heeft behoord, lijkt nu bijna onvoorstelbaar. En toch is het zo. De voormalige grens tussen Holland en Brabant liep dwars door het tegenwoordige grondgebied van de gemeente, waardoor Waalwijk tot Brabant behoorde en Waspik, Sprang, Capelle, Vrijhoeve, Besoijen en Baardwijk tot Holland. Een grens met een grillig verloop die in de loop van de eeuwen voor heel wat problemen heeft gezorgd.
Vóór 1200 is het gebied waartoe de Midden-Langstraat behoort onderdeel van het graafschap Holland. Het gebied blijft wel Hollands maar komt door allerlei verwikkelingen in handen van de machtige heer Diederik van Altena. Die verkoopt Waalwijk in 1232 aan Hendrik I, hertog van Brabant. Vanaf dat moment is Waalwijk een smalle strook grond, aan drie kanten omsloten door Hollands gebied. Voor de hertog is zo'n vooruitgeschoven post tussen Hollands gebied niet alleen strategisch van belang. Omdat hij vanuit de noordpunt gemakkelijk toegang heeft tot de Middeleeuwse Oude Maas, is het ook voor de handel belangrijk.
Het gezag in het gebied blijft een strijdpunt tussen graven en hertogen. Zo trekt in 1304 Jan II van Brabant met een leger door de Langstraat naar Geertruidenberg om zijn gezag opnieuw te vestigen. Dat lukt niet, maar tijdens die veldtocht wordt Waalwijk met de grond gelijk gemaakt.
Het aangeven van grenzen is in die tijd een groot probleem. Kadastrale metingen zijn er dan uiteraard niet en mensen zijn voor het aangeven van grenzen aangewezen op duidelijke herkenningspunten in het landschap. Die punten zijn maar heel schaars in het veengebied ten zuiden van de Oude Maas, waar bijna niemand woont. In 1326 wordt een verdienstelijke poging gedaan, waarbij men voor de omgeving van Waalwijk tot de volgende omschrijving komt: 'Uuter bocht te Drongelen ter halver Maase beginnende, reedewijs treckende op te kerck te Waelwyck ter noerder doer (deur) in ende te zuyder doer uut ende van daer alsoo voort opt Noormans putte'. De problemen zijn er niet mee opgelost, want zo'n formulering is ook voor mensen in de veertiende eeuw niet erg duidelijk.
Na nog een aantal grensincidenten wordt de overeenkomst in 1388 enigszins aangepast. De grens ligt oorspronkelijk ter hoogte van Rechtvaart, Antoniusstraat, Hoofdstraat in het huidige Kaatsheuvel, maar Paulus van Haestrecht, de heer van Loon op Zand, is er inmiddels in geslaagd het nodige land in het zuiden van Sprang in bezit te krijgen. Met succes, want de grens komt uiteindelijk bij de Zuidhollandsedijk. Om misverstanden te voorkomen, worden grenspalen gezet, vandaar de term paalscheiding, waarop aan de ene kant de Hollandse leeuw staat afgebeeld en op de andere kant de Brabantse. Het blijkt een geslaagde grensafbakening, want op enkele kleine aanpassingen na blijft die grens meer dan vierhonderd jaar ongewijzigd.
Het wonen in een grensgebied heeft in die periode een aantal minder prettige consequenties. Zo is de grensstreek jarenlang een berucht smokkelgebied. Mensen vullen hun inkomsten aan met het smokkelen van paarden, ossen, graanproducten en alles wat verder de moeite waard is. Daarnaast kunnen misdadigers de grens gemakkelijk oversteken en dat maakt hen voor de justitie onbereikbaar. De autoriteiten in Holland hebben geen bevoegdheden om criminelen tot over de grens te achtervolgen. Het meest bekend op dit gebied zijn de activiteiten van een groep zigeuners in de achttiende eeuw die we meestal aanduiden met 'De bende van de Witte Veer' . Die groep verblijft in tenten en rieten hutten in het Ravensbos in het zuiden van Capelle en Waspik. Deze bende veroorzaakt niet alleen enorme overlast in Brabant, maar zelfs tot in het noorden van het land toe.
De grillige grens tussen Holland en Brabant, met Waalwijk als vooruitgeschoven post tussen Hollandse dorpen, blijft tot de Bataafs-Franse tijd bestaan. In die twintig jaren, tussen 1795 en 1815, wordt veel met grenzen geschoven. De Midden-Langstraat behoort in die periode enige jaren tot het departement (soort provincie) van de Dommel en later nog tot het departement van de Mondingen van de Rijn. Vanaf 1805 is het Oude Maasje zelfs nog vijf jaar de noordgrens van Brabant en zijn de Hollandse dorpen dus al even naar Brabant verhuisd. Maar na de Napoleontische tijd, om precies te zijn op 10 februari 1815, komt de grens tussen de provincies Zuid-Holland en Noord-Brabant bij het Hollands Diep, de Merwede en de Maas te liggen. Van een grensgebied is geen sprake meer en evenals Waalwijkers gaan vervolgens ook de inwoners van Waspik, Capelle, Sprang, Besoijen en Baardwijk zich steeds meer Brabanders voelen. Na bijna tweehonderd jaar voelt het nu aan alsof het nooit anders is geweest.
Bijdrage: Han Verschure