De grote ontginningen

Rond het jaar 1000 begonnen de maatschappij vrij plotseling te veranderen. Door een bevolkingsgroei in de loop van de 11e eeuw raakten vele dorpen overbevolkt. Horige en vrije boeren trokken vanuit hun dorpen in de (beek)dalen naar de woeste gronden en de plateaus. Ze ontgonnen heides, bossen en zandgronden, en stichtten nieuwe dorpen zoals Sint Geertruid.

Kloosterontginningen

Ook de kloosters, zoals Rolduc, droegen hun steentje bij aan deze ontginningsgolf. Omdat ze over meer kapitaal en mankracht beschikten, konden ze dat systematischer en grootschaliger doen dan de individuele boeren.

Horige boeren

Tot die tijd was het meeste land in eigendom van de lokale adel en kloosters. Hun landerijen lieten zij bewerken door boeren die aan hun onderhorig waren. Deze horige boeren waren verplicht om een deel van hun tijd en arbeidskracht af te staan aan hun heer. De rest van de tijd mochten ze voor eigen gebruik hun land bewerken. Ook moest een deel van de oogst worden afgedragen aan de kerk. Om precies te zijn 1/10e deel, oftewel de 'tiend'. Dit alles noemen we de domeineconomie.

Van domeineconomie naar stadseconomie

Als gevolg van de grote ontginningen tussen 1000 en 1300 veranderde de domeineconomie geleidelijk naar een stadseconomie. Door de opbrengsten van de nieuw ontgonnen akkers, stegen de oogsten flink. Er ontstonden opeens landbouwoverschotten, zelfs na aftrek van de benodigde oogst voor heer, kerk en eigen gebruik. Die overschotten konden dus verkocht worden.

Gaandeweg vormden zich zo gemeenschappen van mensen die zich niet meer zelf met landbouw hoefden bezig te houden: de steden. De stedelingen konden zich volledig toeleggen op andere beroepen, zoals ambachtsman of handelaar. De stadseconomie was geboren.

Van horig naar vrij

Dit alles had ook tot gevolg dat vele boeren die vroeger horig waren geweest, vrij werden. Voormalige horige boeren die in de stad gingen wonen, werden vrij. Ze hoefden niet meer voor de heer te werken. Horige boeren op het platteland kregen van hun heer minder plichten opgelegd.

Limburgs landschap toen en nu

Als je voor het jaar 1000 door het gebied dat we nu Limburg noemen zou hebben gereisd, zou je het niet herkend hebben. Overal was nog bos en de natuur had de overhand. Na de grote ontginningen uit de periode 1000-1300 was dat wel anders. Je kunt in principe stellen dat toentertijd de basis is gelegd voor het huidige landschap. De meeste huidige steden, dorpen en belangrijke wegen zijn destijds ontstaan.