Hoe dat zo kwam? In 1648 maakte de vrede van Munster een einde aan de Tachtigjarige Oorlog tussen Spanje en de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Deze zeven opstandige noordelijke provincies hadden al tijdens de oorlog hun onafhankelijkheid uitgeroepen. Spanje erkende die onafhankelijkheid nu. Noord-Brabant en Limburg waren tot dan toe trouw aan Spanje gebleven, maar kwamen nu onder de Republiek te vallen en rechtstreeks onder het bestuur van de Staten-Generaal in Den Haag. Ze hadden niets in de pap te brokkelen. En dat gold dus ook voor Gilze en Rijen.
In de Republiek had het protestantse geloof de voorkeur. Dat betekende dat de katholieken hun godsdienst niet meer in het openbaar mochten belijden en hun kerken aan de protestanten moesten afstaan. Ook mochten ze geen openbaar ambt meer bekleden. Voor de bevolking van Gilze en Rijen had dat de nodige gevolgen, want het merendeel was katholiek. Generaties lang zouden de katholieken zich met noodoplossingen moeten behelpen. Des te wranger als je bedenkt dat de protestantse gemeente in die periode nooit meer dan een dertigtal leden heeft geteld.
De katholieken uit onze gemeente gingen in eerste instantie in Baarle onder de Hertog naar de kerk. Dat stond nog onder Spaans gezag. Maar in de dagelijkse praktijk was dat veel te ver weg; de gelovigen hielden dat niet vol. Na verloop van tijd begon de Republiek schuurkerken oogluikend toe te staan. Katholieken mochten hun erediensten houden, als de gebouwen aan de buitenkant maar niet als kerk herkenbaar waren. De Rijense gelovigen kwamen voortaan in een schuur op Klein-Oosterhout bij elkaar en later in een ‘eigen’ schuurkerk op de hoek Hoofdstraat-Heistraat (toen de Kerkstraat). De schuurkerk in Gilze kwam aan de noordrand van het dorp te staan, waar nu de Abdis van Thornstraat ligt.
Toen in 1761 de oude schuurkerk in Gilze op instorten stond, kregen de katholieken toestemming om op dezelfde plaats een nieuwe schuurkerk te bouwen, met een dak van stro en riet. Tijdens de bouw gebruikten ze de vlaamse schuur aan de Alphensebaan tijdelijk als kerk. Binnen een jaar was de nieuwe schuurkerk klaar. Op zaterdag 19 juni 1762 maakten ze alles in orde om de kerk de volgende dag in te wijden. Maar wat eigenlijk een, weliswaar besloten, maar feestelijke gebeurtenis had moeten worden, werd een ramp voor Gilze. Door brandstichting vatte de nieuwe kerk in de nacht vóór de inwijding vlam. Aangewakkerd door een westenwind, sloeg het vuur over op andere met riet en stro gedekte huizen en schuren. Zo gingen vijfentwintig huizen, negen schuren en een brouwerij in vlammen op. Een groot aantal gezinnen werd dakloos. Dakdekker Adam Schellekens werd verdacht van de brandstichting, maar hij is nooit veroordeeld, hij wist te ontkomen. De totale schade bedroeg meer dan 30.000 gulden. Het duurde dan ook even voordat al die panden weer waren opgebouwd. Dat gold ook voor de nieuwe schuurkerk, die weer op dezelfde plaats kwam te staan. Tot die tijd bleef de vlaamse schuur aan de Alphensebaan als nood-schuurkerk dienst doen.
Pas bij de komst van de Fransen in 1795 kwam er weer vrijheid van godsdienst in ons land. Maar ook toen duurde het in onze gemeente nog ruim twintig jaar voor de katholieken hun kerk terugkregen. Protestanten en katholieken moesten samen over het eigendomsrecht van de kerk onderhandelen. Uitgangspunt was het kerkgenootschap met het grootste aantal leden. Hoewel de katholieken in beide dorpen ver in de meerderheid waren, namen die onderhandelingen nogal wat tijd in beslag. In Rijen kwam de kerk pas in 1815 weer in handen van de katholieken, in Gilze gebeurde dat in 1818. Na honderdzeventig jaar kerken in schuren, konden de gelovigen hun schuilkerken afbreken.
Bron: De historische canon van Gilze en Rijen, 2012 - Heemkring Molenheide