Op 30 april 1551 droegen de boeren van Meppen de Meppense Venen over aan drost (voorloper van de commissaris van de Koningin) Reinolt van Burmania en zijn vrouw Elisabeth van Brakel. Het betrof ongeveer 3000 morgen van wat later het oostelijke deel van het gebied van de Compagnie van de 5000 Morgen zou worden. Een morgen was ongeveer een hectare groot.
Daar buiten lag nog veel meer veen dat eveneens door de Meppense boeren werd verkocht. In totaal waren de Meppense Venen 5000 tot 6000 morgen groot. De Burmania's kochten het veen om op termijn de vervening op gang te brengen. Dit deden ze ook al op andere plaatsen. De turf van het gekochte gebied kon afgevoerd worden via het riviertje de Reest, ten zuiden van het veengebied. Door allerlei omstandigheden kwamen de Burmania's nooit aan vervenen toe.
Vanaf 1631 en 1633 behoorden de Meppense Venen voor het grootste gedeelte tot het grondgebied van de in 1631 opgerichte Compagnie van de 5000 Morgen. Oprichters van deze eerste verveningsompagnie van het latere Hoogeveen waren de beide Leidenaren Christoffel van Nijenhove en Johan van der Meer, dominee Johannes Boekenbergh van Zuidwolde, de Amsterdammer Arent Wouters Vreughden en Roelof van Echten. Roelof werd aangestuurd door zijn mededirecteuren.
De Meppense venen leverden in de loop der jaren flink wat problemen op. Ondermeer toen bleek dat de boeren van Meppen geen eigendomsrechten hadden. De venen bleken achteraf eigendom te zijn van de marken van Gees en Zwinderen. Op 15/25 augustus 1657 kreeg Johan van Echten bij stoklegging het veengebied officieel in zijn bezit. Waarom twee datums? In Nederland had men toen nog niet overal dezelfde datum. Toen het 15 augustus was in Drenthe, was het 25 augustus in Holland. Hoe het ook zei, op deze dag werd hij eigenaar.
In Drenthe moest vroeger eerst "de stok worden gelegd" voordat een onroerend goed officieel overging in andere handen. Jurrien Roelofs en Jan Coops traden bij deze stoklegging op als volmachten (is een vertegenwoordiger) van de marke van Gees. Ze legden de stok die opgenomen werd door Coop Luytiens, schulte van Echtens-Hoogeveen. Coop Luytens deed dit namens Johan van Echten. Als getuigen waren Jan Schuiringe en Johan Elvinge aanwezig. De stoklegging vond plaats voor verwalter-schulte (is een plaatsvervangend schulte) Hermannus Mauritius van Gees. Voor het eerst was een deel van de 5000 morgen officieel en zonder verdere ruzie overgegaan in handen van een Hoogeveense organisatie.
Het bovenveen van 1625 was geruild, maar de ondergrond was nog nooit officieel bezit geworden. Op 15/25 februari 1664 legden Frerick Jans en Albert ten Heuvel namens Steenbergen en Ten Arlo de stok. Nicolaas Dedel, Cornelis Sinapius, Drost Bentinck, Ritmeester Echten en Schaep namen die op voor schulte Jan Steenbergen van Zuidwolde en Zuidwolder Hoogeveen, in aanwezigheid van de keurnoten Jan Starken en Theodorus Henrix. Toen pas was waren de eerder geruilde en verkochte venen en ondergronden formeel juridisch door de marken van Steenbergen en Ten Arlo geleverd aan de Compagnie van de 5000 Morgen. Toen pas was Echtens-Hoogeveen los van de marke van Steenbergen en Ten Arlo.