Pesse kent een lange geschiedenis. Van jagers-verzamelaars tot oude culturen die zich settelden als landbouwers, overal vinden we sporen van. Hoogeveen, zoals we dat nu kennen, was als plaats onderdeel van diverse marken, waaronder die van Pesse.
In Pesse werd in de middeleeuwen al een kapel gebouwd. Heel het gebied ten noorden van de huidige Willemskade te Hoogeveen viel onder Pesse. Alle mensen die er woonden waren aangewezen op deze kapel. De kapel werd in 1335 geconsacreerd (gewijd) en viel onder het klooster van Ruinen. De kapel was gewijd aan het Heilig Hart. In de kapel was een rector werkzaam. We kennen de namen van Hermannus Ahuus (ca. 1390), Arnoldus ten Bulte (ca. 1550) en Heer Evert, mogelijk een Waninge. Hij stierf in 1581 aan de pest, net als zoveel andere inwoners van Pesse in dat jaar. De slachtoffers werden begraven op een noodkerkhof, het pestkerkhof.
Problemen met de officiële pastoor voor Pesse, de pastoor van Ruinen, haalden zelfs de agenda van de Paus. In 1519 was er een hooglopend conflict over de kerkenlasten tussen de Pessenaren en deze Ruinense pastoor. Op advies van mr. Hugo ten Nuel wendden ze zich tot de paus in Rome en werden in het gelijk gesteld.
Bij de kapel hoorde ook de 'Papenmaat', het weiland van de paap. De inkom-sten van deze 'Papenmaat' waren tot vroom gebruik, voor het onderhoud van de voorganger. In die dagen sprak men van een vicarie. De schoolmeesters van Pesse maakten in de 17e eeuw - na de reformatie - regelmatig duidelijk dat ze recht hadden op de inkomsten van die 'Papenmaat', maar dat deze inkomsten werden gebruikt om kosten van de boerschap Pesse te betalen. In 1675 was zelfs sprake van 'enige landerijen', bestemd voor de vicarie (standplaats van de voorganger) en de schoolmeester. Het conflict over de 'Papenmaat' sleepte zeker tot 1697. Het kwam nooit tot een goede oplossing. Dit mede omdat niet goed meer na te gaan was hoe de rechten precies hadden gelegen. Los daarvan was het in 1697 inmiddels de dominee van Ruinen geworden die dacht recht te hebben op de inkomsten van deze 'Papenmaat', en niet meer de schoolmeester van Pesse.
Na de reformatie (1598) heeft Pesse geprobeerd een eigen predikant te krijgen. Als zodanig werd Martinus Henrici aangesteld. In 1611 werd hij afgezet, omdat hij niet voldoende opleiding had. Wel mocht hij als schoolmeester blijven werken, dit mede vanwege zijn hoge ouderdom. In geval van nood, bij slecht weer bijvoorbeeld, mocht hij echter nog wel een 'postille' - een gedrukte en door andere theologen samengestelde tekst met uitleg van het evangelie - voorlezen. In Pesse was het dus de voorganger die ook school hield. Waarschijnlijk hield men school in de kapel. Pesse heeft na de dood of het vertrek van Henrici heel lang geen eigen predikant meer gehad. Er werd echter nog regelmatig gepreekt. Was het de nieuwe schoolmeester, die zo nu en dan ook diensten hield, net zoals Martinus Henrici 'in geval van nood'? Er was ook nog steeds kerkvisitatie te Pesse. Kerkvisitatie is controle door hogere kerkelijke overheden van de plaatselijke gemeente. In 1635 kwam daarbij naar voren dat men daar een door de Drentse kerk niet gewenste gewoonte in stand hield. Op Pinksteren werden boter, wol en andere zaken verzameld en aan de hoogstbiedende bij opbod verkocht. Voor het geld werd bier gekocht. Het bier werd de andere dag opgedronken, onder de preek. Ook in 1636 werden daar nog Pinksterbieren gedronken. Dat moest afgelopen zijn, vond de Drentse kerkelijke overheid.
De laatste vermelding van de kapel is uit 1646. De kans is klein dat er ooit nog wat gevonden wordt van de kapel. Dergelijke houten gebouwen laten weinig sporen na en de grond is flink doorploegd. Wie weet wordt het verdwenen pestkerkhof uit 1581 ook nog eens gevonden.