Bekering vanuit Ierland
Door de Grote Volksverhuizing (± 500) was het Christendom in West-Europa in de verdrukking geraakt. In Ierland gebeurde dit echter niet. Daar waren in de 7e eeuw belangrijke kloosters ontstaan. Van hieruit stak de monnik Willibrord in 690 met elf metgezellen de zee over om op het vasteland van Europa het christelijk geloof te gaan verkondigen. Waarschijnlijk zetten zij voet aan wal in het gebied waar nu de Oude Rijn bij Katwijk in zee uitmondt. De Frankische machthebber Pepijn II gaf Willibrord toestemming om in deze streken zijn missiewerk uit te voeren. In 695 werd hij de eerste bisschop van Utrecht; hij bleef zijn missiewerk in deze omgeving doen tot ongeveer 730. Daarna trok hij zich terug in het klooster Echternach dat door hem in Luxemburg was gesticht. Hij stierf daar in 739.
De Willibrordkerk in Oegstgeest
Volgens een legende zou Willibrord in het huidige Oegstgeest een kerkje komen inwijden dat gelovigen op zijn verzoek bouwden. Dat kwam er echter niet van omdat hij overleed voor het af was. Het kerkje zou volgens de legende al kort na 740 op de plek hebben gestaan waar nu het Groene Kerkje of de Willibrordkerk staat. Zeker is dat er in de 9e eeuw op deze plek een kerkje stond. In een akte uit 1063 van het klooster van Echternach werd de kerk van Kerkwerve (Oegstgeest) als 'moederkerk' aangemerkt, dat wil zeggen als een kerk van waaruit weer andere kerken werden gesticht.
Kloosters in Zuid-Holland
In vergelijking met de rest van Europa ontstonden er laat kloosters in Zuid-Holland. Het eerste was de Abdij van Rijnsburg. Dit nonnenklooster werd in 1133 gesticht door gravin Petronella van Holland, de weduwe van Floris II. Op het platteland zou het aantal kloosters klein blijven, maar in de steden kwamen er geleidelijk aan meer. Zo stond in Dordrecht vanaf ongeveer 1245 een Franciscanenklooster. Door de groei van de steden in de 13e eeuw groeide daar de behoefte aan zielzorg en prediking. Hierin voorzagen onder meer de Franciscanen. Zij leefden en werkten in armoede te midden van de veelal arme stadsbevolking en verwierven daardoor veel respect.
Naast reguliere kloosterorden kwamen er in de 15e eeuw ook steeds meer lekenorden. De populaire begijnhoven waren bijvoorbeeld in bijna elke Zuid-Hollandse stad te vinden.
Landsheer Filips de Goede, hertog van Bourgondië en graaf van Holland (1433-1482), was van mening dat sommige kloosters wel erg machtig werden. Vanaf 1462 was het daarom verboden zonder zijn toestemming nieuwe kloosters te bouwen.