Ambroise Paré
Ambroise Paré was een Franse barbier-chirurgijn die leefde van 1510 tot 1590 en vooral bekend is geworden vanwege zijn bijdragen aan de chirurgie. Hij wordt beschouwd als een scherpe en vernieuwende geest die zijn geloof niet verhief boven het bewijs dat hij voor zich had, anders dan lange tijd de norm was. Toen hij rond 1537 bij het leger in dienst trad als arts, was het gebruikelijk dat schotwonden met kokende olie werden behandeld omdat men veronderstelde dat deze wonden giftig waren. Toen Parés olie opraakte, gebruikte hij in plaats daarvan een mengsel van eierdooier, rozenolie en terpentine, waarbij hij tot zijn verbazing merkte dat de wonden beter heelden dan de wonden die met olie waren behandeld. Daarmee bedreef hij onbedoeld wetenschap. Paré beschreef zijn bevindingen in zijn boek La Méthod de traicter les playes faites par les arquebuses et aultres bastons à feu (1545), dat door de medische gemeenschap met gehoon werd ontvangen omdat het in het Frans was geschreven in plaats van het Latijn. Dat maakte het werk natuurlijk echter wel toegankelijker voor een breder publiek.
Andere revolutionaire praktijken die door Paré (opnieuw) werden geïntroduceerd waren het afbinden van grote slachtaders in plaats van ze te cauteriseren en de toepassing van implantaten, protheses en andere medische instrumenten. Hij beriep zich alleen op chirurgie wanneer hij het echt noodzakelijk vond. Zijn nieuwsgierige grondhouding en de toepassing van logica en rede maakten Ambroise Paré, kortom, een toonbeeld van de Europese vroegmoderne wetenschapsontwikkeling.
Medische methodes en monsters
Het boek Chirurgi ende opera van alle de werken van Mr. Ambroise Paré met 28 hoofdstukken vertaald van het Frans naar het Nederlands bevat een schat aan informatie. In Bibliotheek Rotterdam bevindt zich de vierde editie, gedrukt in Rotterdam in 1635. De hoofdstukken behandelen een breed spectrum aan onderwerpen. Zo beschrijft Paré in zijn eerste hoofdstuk hoe aspirant-chirurgijns tot ‘ware kennis’ van de chirurgie kunnen komen en bijvoorbeeld tekenen van melancholie of een cholerisch temperament kunnen herkennen (hierbij werd verondersteld dat mensen te veel gele gal hadden, waarvan ze driftig werden). In het derde hoofdstuk staan beschrijvingen van de menselijke anatomie centraal naast gedetailleerde illustraties die de verschillende lichaamsdelen laten zien. Interessant hierbij zijn Parés verwijzingen naar Griekse wetenschappers zoals Aristoteles. Dit is tekenend voor de sterke invloeden van de klassieke oudheid, waarop veel kennis en wetenschappelijke praktijk in de tijd van de renaissance is gestoeld. In het boek van Paré zien we zo dus aan de ene kant nog traditionele geneeskundige elementen die hij vanuit de klassieke oudheid overnam, en aan de andere kant praktische nieuwe inzichten.
Dat medische kennis nog sterk in ontwikkeling was, blijkt ook uit hoofdstuk 25, getiteld van de monsters en andere wonderbaarlijke prodigien. Dit is misschien wel het meest in het oog springende hoofdstuk. De beschrijvingen in dit deel variëren van lichamelijke misvormingen en medische afwijkingen zoals Siamese tweelingen tot heuse zeemonsters en andere fantasiewezens. Inmiddels weten we natuurlijk dat zeemonsters niet bestaan. Hun aanwezigheid in een serieus medisch handboek laat zien dat kennis en mythologie voor Paré en zijn tijdgenoten nog meer met elkaar waren vervlochten dan nu. Het boek is daarmee een uniek inkijkje in de medische realiteit van Ambroise Paré en de wereld waarin hij leefde.