Omdat de meeste Molukkers er vanuit gingen dat hun verblijf in Nederland tijdelijk was, namen ze genoegen met de wat primitieve levensomstandigheden in de kampen waar ze aanvankelijk werden opgevangen. Dit waren soms oude militaire onderkomens of zelfs concentratiekampen uit de oorlog. De Molukse Nederlanders woonden er in barakken, dicht op elkaar, met weinig privacy. Dat tijdelijke werd echter steeds ongewisser. In de jaren zestig woonden de Molukkers of 'Ambonezen' nog steeds in Woerden. Het beleid veranderde. De overheid wenste permanente woningen te bouwen en de Molukse bevolkingsgroep individueel te verspreiden over de stad.
In Woerden werden echter ook wel complexen van woningen gebouwd en toegewezen aan Molukkers. De barakken waar ze tot dan toe hadden gewoond, werden door de politie in gebruik genomen. Zo'n 250 gezinnen bleven in Woerden. Sommige Molukse families trokken naar Indonesië of vonden elders in Nederland onderdak.
In Woerden is door de ruimtelijke integratie de onrust onder Molukkers in de jaren zeventig klein gebleven, zo wordt wel gesteld. Ook zijn de jongeren in Woerden minder kerkelijk dan Molukkers elders. Wel was er in 1951 een incident toen minister Van Maarsseveen het verbood, de vlag van de RMS, de vrije Molukse republiek, te hijsen. De Molukkers verwachtten toen nog ieder moment terug te kunnen keren. De opvang in Woerden ging niet altijd van een leien dakje, er was discriminatie en onwennigheid, net als later het geval was met de gastarbeiders.
De immigranten organiseerden zichzelf. In 1956 werd de enkele jaren daarvoor opgerichte kumpulan Tuhaha in Woerden van officiële statuten voorzien. Een kumpulan is een vereniging van Molukkers, die uit hetzelfde dorp op Ambon afkomstig zijn. Via de vereniging houden de mensen met elkaar contact, organiseren bijeenkomsten en feesten en staan elkaar bij in tijden van nood.