Benjamin groeide op in een tuindersgezin in 's Gravenzande en volgde een opleiding aan de tuinbouwschool in Naaldwijk. Hij begon in 1904 bij een van de eerste tuinbouwbedrijven in Vleuten en had al snel grote plannen. In tegenstelling tot de Utrechtse warmoezeniers, die hun eigen oogst in Utrecht van de hand deden, besloot hij een veilingsysteem in te voeren. Ook wist hij een aantal Westlandse tuindersfamilies over te halen zich in Vleuten te vestigen.
Benjamin kweekte aanvankelijk rabarber, asperges, tulpen en aardbeien op de koude grond, maar begon toen met verwarmde druiven- en perzikkassen. De Vleutense tuinders ondervonden eerst veel tegenwerking van hun Utrechtse collega's, maar na de Eerste Wereldoorlog begon de veiling te groeien en kwamen er steeds meer kassen bij. De tuinbouw in Vleuten verdween pas toen de stad Utrecht opnieuw ging uitbreiden en de wijk Leidsche Rijn de kassen verdreef.