Hennep

De touwindustrie

Hennep is afkomstig uit Azië. Er zijn diverse soorten hennep. Bekend is de soort waarvan hasjies gemaakt kan worden, maar in zuidwest Utrecht werd een andere soort verbouwd, die vooral vezels produceerde.

De hennepplant heeft een diepdoor­dringend wortelstelsel, dat de struc­tuur van de grond verbetert. Na de oogst blijven de verteerbare stoppels achter en die verbeteren eveneens de bodemstructuur. Het gewas groeit heel snel tot een hoogte van twee tot drie meter en verstikt zo het onkruid. Hennep kan voor en na vrijwel alle gewassen geteeld worden en kan bovendien jaren achtereen op eenzelfde perceel worden verbouwd. Wel moeten de hennepakkertjes flink worden bemest.

De eerste oogst, van de mannelijke hennepplanten, vond eind juli plaats. De vezels zitten in de bast van de hennep­stengel en zijn met pectine aan de houtige kern verkleefd. Het 'roten', waarbij bossen hennep in een sloot werden gelegd, diende om de pectine op te lossen zodat de vezel losliet. Na een dag of tien werd de hennep op het land gelegd of tegen de knotwilgen gezet om te drogen. Boven een vuur werd er nog eens nagedroogd, omdat de hennep voor het 'braken' kurkdroog moest zijn. Met de braak, twee planken voorzien van balkjes die in elkaar vallen, werden de hennepsten­gels gebroken zodat de houtpijp van de vezel werd gescheiden. Het zaad van de vrouwelijke planten, die een maand na de mannelijke planten werden geoogst, werd voorafgaand aan het roten gedorst. Hun stengel was te dik om te braken en moest geschild worden.

Op veel plaatsen zijn nog hennepwerven bewaard: aan de noordzijde van de Lopikerwetering, in Benschop, Polsbroek en Hoenkoop. Het gaat om kleine akkertjes, omgeven door sloten en meestal vooraan de kavel gelegen.