Door de ontvening waren grote plassen ontstaan. De Loosdrechtse Plassen, de Vinkeveense Plassen en de plassen bij Breukelen. Al in de negentiende eeuw werd daar gezwommen, geroeid en werden op kleine schaal zeilwedstrijden gehouden. In 1875 werd aan het water van de Loosdrechtse Plassen een hotel annex café geopend, waar ook zeilboten gehuurd en gestald konden worden.
Vanaf 1911 werden gestandaardiseerde zeilklassen ingesteld, waardoor het wedstrijdzeilen een grote vlucht nam. In 1918 opende de heer Wolfrat een werf aan het water, waar later ook een badhuis bij kwam en rondvaarten vertrokken. Badinrichtingen waren er in Loosdrecht en Breukelen al langer, maar het hoogtepunt waren de jaren dertig. Diverse jachthavens met bijbehorende horeca, botenwerven, zwembaden en andere watersportgelegenheden schoten als paddestoelen uit de grond.
Op de lange legakkers bij Breukeleveen bouwden rijke stedelingen weekendvilla's, in uiteenlopende stijlen. Het werd een drukte van belang. Na de Tweede Wereldoorlog zette de waterrecreatie zich voort. De Koninklijke Marine opende in Loosdrecht een opleidingskamp, waar regelmatig roeiwedstrijden werden georganiseerd. Loosdrecht werd een begrip, waar kunstenaars en muzikanten naar toe trokken en het in de zomer een drukke boel werd.
De dorpjes aan de Vecht zijn een gewilde plek om te wonen. Door de groei van het autoverkeer en het verdwijnen van veel bedrijven uit de binnensteden, gingen mensen forenzen naar hun werk. Ze zochten een aangename, groene omgeving om in te wonen en gingen met auto en openbaar vervoer naar hun werk. Overal in Nederland werden nieuwe woonwijken gebouwd.
Op de plek waar ooit aan de Vecht, nabij Maarssen, de buitenplaats Opburen lag, verrees een nieuwe woonwijk. Aan de overzijde, in de Oostwaard, zijn later eveneens nieuwe huizen gebouwd. De enorme bevolkingsgroei van de twintigste eeuw heeft het landschap van noordwest Utrecht flink veranderd. Een voorbeeld is het Rode Dorp bij Breukelen. Ook bij Maartensdijk zijn in de jaren '60 woonwijken aangelegd, het polderlandschap ten zuiden van het oude dorp, tegen Utrecht aan, is al veel langer bebouwd. Daar verrees een tuinwijk, die later bij Utrecht werd gevoegd. In de polders tussen Maartensdijk en Maarssen werd de moderne flatwijk Overvecht uit de grond gestampt.
Eigenlijk kent ieder dorp langs de Vecht zijn naoorlogse uitbreidingswijken. Tussen het kasteeldorp Zuilen en Utrecht werd langs het Amsterdam-Rijnkanaal veel industrie gevestigd. Dat trok arbeiders uit heel Nederland en die zochten onderdak. Sommige fabrikanten bouwden voor hun werkers woonhuizen en zo ontstond de wijk Zuilen, die in 1954 eveneens bij de stad Utrecht werd gevoegd.