Ieder jaar worden op 4 mei de doden uit de Tweede Wereldoorlog herdacht. In Utrecht gebeurt dat op de begraafplaats aan de Prinsessenlaan en bij het Vrijheidsmonument op het Domplein. Voor Utrecht is de Tweede Wereldoorlog extra beladen. De stad heeft het imago van een buitengewoon 'bruin' verleden. Dat beeld is onjuist. Het is ontstaan doordat de Nationaal-Socialistische Beweging (NSB) in Utrecht was opgericht en hier haar hoofdkwartier had, eerst aan de Oudegracht en later aan de Maliebaan. De partij haalde in Utrecht bij de vooroorlogse verkiezingen echter resultaten die het landelijke gemiddelde niet ver ontliepen. Ook tijdens de oorlog was er in Utrecht geen sprake uitzonderlijke collaboratie.
Utrecht ontsnapte in mei 1940 aan het lot dat Rotterdam trof door de Nederlandse capitulatie. De opluchting was groot. De Duitse bezetters gedroegen zich aanvankelijk gedisciplineerd en terughoudend. Het stadsbestuur, onder leiding van burgemeester Ter Pelkwijk, bleef aan en probeerde Utrecht zo goed mogelijk in de nieuwe omstandigheden te leiden. Met haar metaalfabrieken profiteerde de stad in economisch opzicht zelfs. De hoge werkloosheid verdween als sneeuw voor de zon.
Voor één bevolkingsgroep gold die rustige overgang niet: de joodse Utrechters. Zij kregen te maken met antisemitische maatregelen. Voor de overige inwoners kwam de omslag pas in 1942. Het stadsbestuur werd toen vervangen door NSB-ers, jonge mannen werden via de Arbeitseinsatz gedwongen om Duitsland te werken (of doken onder). De joden werden gedeporteerd. Langzaam ontstond er verzet. De bekendste Utrechtse groep was 'Kindjeshaven', die joodse kinderen liet onderduiken.
De situatie werd nijpend in de herfst van 1944. De geallieerde operatie 'Market Garden' mislukte en de Nederlandse regering in ballingschap riep een spoorwegstaking uit. De Duitsers sloten toen het westen van Nederland af. Gebrek aan voedsel en brandstof leidden tot de beruchte hongerwinter, die ook in Utrecht velen het leven kostte.
In mei 1945 was de bezetting voorbij: Canadese bevrijders trokken via de Biltstraat de stad binnen. Burgemeester Ter Pelkwijk kwam uit de onderduik en nam zijn ambt weer op zich. Het duurde nog een tijd vóór het leven zijn normale gang hernomen had.