Gerrit Rietveld (Utrecht 24 juni 1888- Utrecht 26 juni 1964) ontwierp meubels en huizen voor de nieuwe, moderne mens. Utrecht is de plek om zijn werk te zien en te leren kennen, in de stad en in het Centraal Museum. Rietveld begon omstreeks 1900 als leerling in de meubelwerkplaats van zijn vader. Nieuwe ideeën deed hij op tijdens tekenlessen bij meubelontwerper en architect Piet Klaarhamer. Rietveld wilde meubels ontwerpen waarvan de functie en vorm aansloten bij een moderne manier van leven, gemaakt van nieuwe materialen en volgens eigentijdse productiemethodes. Diezelfde ideeën streefde hij later met zijn architectuur na.
In 1917 begon hij een eigen werkplaats, waar hij een jaar later zijn beroemde latten leunstoel uitvoerde die hij in 1923 rood-blauw schilderde. De leunstoel werd in 1919 afgebeeld in het tijdschrift De Stijl, dat daarna meer werk van hem reproduceerde. Rietveld voelde voor De Stijl-idealen. Tot de opheffing van het tijdschrift in 1931 werkte hij samen met Stijlmedewerkers. Twee van de oprichters van het blad: Theo van Doesburg en de schilder Bart van der Leck zijn net als Rietveld in Utrecht geboren.
Samen met Truus Schröder ontwierp Rietveld in 1924 zijn eerste woonhuis, het Rietveld-Schröderhuis. Het is ontworpen vanuit het interieur dat met schuifwanden doorlopend veranderd kon worden. Van buiten opgetrokken uit vlakken en gekleurde lijnen, groeide het uit tot voorbeeld van De Stijl-architectuur en is sinds 2000 Werelderfgoed.
In het appartementenblok aan de Erasmuslaan, uitgevoerd in 1930, werd veel licht, lucht en ruimte toegelaten. Vanwege deze karaktertrekken wordt Rietvelds architectuur tot het Nieuwe Bouwen gerekend. De frisse volkswoningbouw die in de jaren vijftig in Tolsteeg naar zijn ontwerp werd gebouwd - met hun doorlopende betonnen vloeren, grote glasgevelwand en kleurpanelen -, worden door dezelfde karakteristieken gekenmerkt.
Zijn sociale idealen heeft hij verder uitgewerkt bij eengezinswoningen in Hooggraven. De huizenblokken zijn rondom een hof geplaatst met een pierenbadje waar kinderen veilig spelen konden. Voor zijn seriematig gebouwde woningen in Transwijk gebruikte hij draadglas en gekleurd geglazuurde baksteen. Behalve hoog- en laagbouw heeft Rietveld verschillende woonhuizen voor particulieren in Utrecht ontworpen. Naast verbouwingen van diverse winkels en de bioscoop Vreeburg in 1932 tekende hij in 1953-56 voor de Julianahal, een uitbreiding van de Koninklijke Jaarbeurs. Stedenbouwkundige plannen maakte Rietveld onder meer voor de uitbreiding van Kanaleneiland. Vanaf de jaren vijftig volgden ook grote architectuuropdrachten buiten Utrecht