Aan het einde van de Lange Nieuwstraat staat al meer dan 250 jaar een groot, grijs gebouw. Dit is de Fundatie van Renswoude. In 1754 liet de rijke weduwe Maria Duijst van Voorhout, vrijvrouwe van Renswoude, haar aanzienlijke kapitaal na aan weeshuizen in Utrecht, Delft en Den Haag om een opleidingsinstituut voor begaafde weesjongens op te richten. Voor de Utrechtse vestiging van deze Fundatie van Renswoude ontwierp de plaatselijke bouwmeester Joan Verkerk een pand naast het Stadsambachtskinderhuis. Dat kinderhuis was gevestigd in het voormalige Agnietenklooster, het huidige Centraal Museum.
In de fundatie woonden 'élèves', Frans voor leerlingen. Ze waren speciaal uitgekozen vanwege hun talent. Ze kregen les in vakken als waterbouw, scheepsbouw, wiskunde en landmeetkunde. Het was de bedoeling dat zij een goede baan zouden vinden en zich op die manier nuttig voor het land zouden maken. Dit denken in termen van kennisverwerving, ontwikkeling en nuttigheid is typerend voor de tweede helft van de achttiende eeuw, de tijd van de Verlichting. Men geloofde door opvoeding en kennisverwerving de samenleving te verbeteren en mensen gelukkiger te maken.
Iemand die deze idealen heel duidelijk aanhing, was de wiskundige Laurens Praalder (1711-1793). Van 1761 tot kort voor zijn dood was hij leraar aan de Fundatie van Renswoude in Utrecht. Hij gaf naast wiskunde ook landmeetkunde en navigatie. Voor de afdelingen in Delft en Den Haag trad hij als examinator op. Aan zijn verlichte ideeën gaf hij verder uiting door de oprichting van het Provinciaal Utrechts Genootschap van Kunsten en Wetenschappen (1773) en de afdeling Utrecht van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, genootschappen die eveneens kennis en beschaving wilden uitdragen.
Het voor de Utrechtse afdeling gebouwde pand stond ruim een halve eeuw geheel ter beschikking van de vervolgopleiding en de huisvesting van de élèves. Daarna kreeg het moederhuis, het Stadsambachtskinderhuis, de westvleugel ter beschikking, omdat het voormalige Agnietenklooster ingericht werd als kazerne. Door het teruglopen van het aantal wezen kregen de weeshuizen in de twintigste eeuw een andere bestemming. Sinds 1922 wonen er geen élèves meer in de Fundatie. De stichting deelt nu beurzen uit aan begaafde jongeren en verhuurt kamers.