Leerlingen

Fundatie van Renswoude

De 'élèves' van de Fundatie van Renswoude werden geselecteerd uit de kinderen van Stadsambachtskinderhuis te Utrecht. Wanneer er plekken bij de Fundatie plekken vrijkwamen, droegen de docenten weesjongens voor aan de regenten. In aanwezigheid van die regenten moesten de jongens een toelatingsexamen afleggen. De regenten bepaalden op basis van de financiële situatie hoe veel plekken er waren. Eenmaal aangenomen kreeg een élève het uniform van de Fundatie.

De opleiding begon met een basis van wiskunde, tekenen, schoonschrijven, godsdienst en soms Frans en Engels. Bij het samenstellen van het vakkenpakket werd rekening gehouden met het beroep waarvoor de desbetreffende jongen werd opgeleid. De opleidingsplek kon in de stad zijn, maar vaak ook elders. Voor toekomstige stuurlieden was dat bijvoorbeeld uiteraard op zee. Heel wat van hen voeren zelfs naar Indië. Schilders in opleiding kregen vaak de kans om zich in het buitenland, bijvoorbeeld in Parijs, te bekwamen. Al met al duurde de opleiding een jaar of tien.

Wanneer een élève zich als vakman had gevestigd en zich een braaf burger betoonde, kreeg hij van de Fundatie een 'finale uitzet' om zijn start in de samenleving compleet te maken. Ook daarna wilde de Fundatie nog wel eens helpen. Zo kreeg de horlogemaker Jan van den Brink diverse leningen en de opdracht om een klok voor de regentenzaal te maken. Uiteindelijk werd hij een succesvol ondernemer. Omgekeerd was hij de Fundatie weer van dienst door anderen op te leiden.

Het kon ook anders lopen. Cornelis van Wijk, die als zesjarige in het kinderhuis was gekomen, werd op zijn dertiende élève van de Fundatie. Hij werd opgeleid tot instrumentmaker. Praalder had zo zijn twijfels over zijn talent en die bleken terecht. Het viel niet mee een leermeester te vinden. Uiteindelijk lukte dat in Parijs, maar daar kreeg Van Wijk heimwee. Als instrumentmaker, eerst in Utrecht en later in Haarlem, kreeg hij maar weinig opdracht. Hij verdween met de noorderzon en liet veel schulden achter.