Rondom Wijk bij Duurstede worden al decennia kostbare voorwerpen gevonden. Zij zijn de stille getuigen van het roemruchte verleden van dit stadje. Ooit was Dorestad het belangrijkste handelscentrum in deze streken.
Toen de Romeinen in de vierde eeuw na Christus zich naar het zuiden terugtrokken en de limesforten werden verlaten, trokken veel mensen met hen weg. Ook fort Levefanum nabij Wijk bij Duurstede raakte waarschijnlijk in verval, maar er vlakbij, op het huidige De Geer, bleven boeren wonen. Ten zuiden van de oude limes woonden veelal Franken, aan de noordzijde de Friezen. In het machtsvacuüm dat nu ontstond, betwistten ze elkaar de heerschappij over dit oude Romeinse grensgebied.
Dorestad behoorde aanvankelijk tot het rijk van de Friezen. Zij woonden vanaf de Wezer tot aan Zeeland en dreven handel tussen Scandinavië en Noord-Frankrijk. Op verschillende plaatsen stichtten deze Friezen handelsnederzettingen, waarvan Dorestad de belangrijkste was. Rond 690 werden echter de Franken definitief de baas in Dorestad, toen ze daar de Friese koning Radbod versloegen.
Dorestad was een belangrijk verkeersknooppunt vanwege haar zeer gunstige ligging. De plaats had zowel goede verbindingen met het westen van het land en Engeland als met het noorden en Scandinavië. Uiteraard gaf de rivier ook toegang tot het oosten. Daar kwamen onder meer wijn, maalstenen en aardewerk vandaan. In Dorestad zelf werd glas, hout, leer en textiel vervaardigd. De stad werd een belangrijke internationale haven. Ze kon de concurrentie met Utrecht, een belangrijk religieus centrum, echter niet volhouden. Ook had Dorestad na 834 veel te lijden onder plunderingen door Vikingen. De levensader van de stad, de rivier de Rijn verzandde. De bewoners moesten steeds grotere inspanningen doen, om de haven voor de scheepvaart bereikbaar te houden. Uiteindelijk bleek de natuur machtiger. Aan het einde van de negende eeuw verloor Dorestad zijn handelsfunctie en richtten de inwoners zich op landbouw en lokale handel.