Expositie zet Boskoop op de kaart

Pomologische Vereniging betekende veel voor Boskoop

Boskoop kent een rijke historie van tentoonstellingen waar de planten en bomen van eigen bodem werden getoond. Variëteiten, noviteiten, bloeiende planten die precies op het goede moment hun bonte rijkheid aan het publiek lieten zien. Koninklijke belangstelling voor deze tentoonstellingen was ook welhaast een gegeven. Het onderstreepte het groeiende belang van de boomkwekerij.
De eerste grote tentoonstelling , die breed de aandacht trok, was die in 1911. De Pomologische Vereeniging vierde toen haar vijftigjarig bestaan en pakte groot uit. Van 5 tot en met 20 april werd de Groote Bloemententoonstelling gehouden.

,,IJzige koude, harde wind, sneeuw en zonneschijn, de laatste echter in verhouding tot de drie eerste niet overheerschend – onder deze vierledige weersgesteldheid werd op woensdag 5 april 1911 de groote Boskoopsche Bloemententoonstelling geopend, waarover zoolang gedacht, zooveel gesproken en waarvoor tot op heden zooveel gearbeid is”.

De verslaggever van het Boskoopsch Advertentieblad stond uiteraard vooraan toen de tentoonstelling werd geopend. En toen het koninklijk bezoek arriveerde. Eerst prins Hendrik, vergezeld van minister Talma, later koningin Wilhelmina met haar gevolg. Ook dat gevolg werd uitgebreid beschreven in vele kolommen in het advertentieblad.

60.000 bezoekers

Het was dan ook wel een gebeurtenis voor Boskoop, deze Groote Bloemententoonstelling. De bloemenpracht trok ongeveer 60.000 bezoekers. In die tijd een ongekend aantal. Ook de kwekers en handelaren waren enthousiast.  De organisatie moest extra land huren om alle inzenders kwijt te kunnen. Ook werden inzenders per advertentie opgeroepen om alleen hun mooiste en beste producten te tonen.

De organisatie en de omvang lieten zien dat Boskoop inmiddels een bijzondere positie had ingenomen in de boomkwekerij.  In de tweede helft van de negentiende eeuw werd de Boskoopse sierteelt gekenmerkt door een energieke drang naar  expansie, uitbreiding van de export en verdere kwaliteitsverbetering.

Koster en Ottolander

De organiserende Pomologische Vereniging was daarbij  een stuwende factor. De vereniging was in 1861 opgericht onder de naam Vereeniging tot Regeling en Verbetering van Vruchtsoorten. Het bestuur bestond uit voorname kwekers en handelaren als K.W.J. Ottolander en A. Koster Mzn. Koster was in die tijd één van de meest vooruitstrevende en vooraanstaande boomkwekers van ons dorp. Hij was één van de eerste exporteurs op Amerika. Koster was onafgebroken voorzitter van de vereniging tussen 1875 en 1901.

De Koninklijke

De Pomologische Vereniging werd opgericht om de vruchtboomkwekerij te bevorderen. Toen de sector overging naar de sierteelt veranderde de vereniging mee. In 1925 werd de vereniging omgedoopt naar Vereniging voor Boskoopse Culturen, inmiddels met de Koninklijke status.

Tuinbouwonderwijs

De vereniging staat onder meer aan wieg van het tuinbouwonderwijs in Boskoop. Al in 1880 werden de eerste plannen voor een tuinbouwschool door de vereniging gepresenteerd. Deze werden toen nog afgeschoten door de gemeenteraad, maar in 1897 werd een avondcursus gestart en een jaar later werd de Rijkstuinbouwschool geopend. Een jaar daarna kreeg deze school een eigen gebouw aan het Reijerskoop, hoek Valkenburgerlaan.

Proeftuin

De Pomologische Vereniging is ook verantwoordelijk voor de oprichting van het Proefstation. De officiële oprichtingsdatum is 1 augustus 1899, maar de vereniging had al langer een proeftuin. In 1874 werd al land aangeschaft voor de aanleg van zo’n tuin. Toen de Rijkstuinbouwschool aan het Reijerskoop werd gebouwd werd op het land erachter een proeftuin aangelegd. In een later stadium werd het Proefstation gehuisvest aan de Valkenburgerlaan. De proeftuin is er weer verdwenen. Op deze plaats werden woningen gebouwd. De straatnaam, Proeftuin, herinnerd aan het verleden.

Samenwerking andere verenigingen

Bij de ontwikkeling van de sierteelt werkte de Pomologische Vereniging samen met de Nederlandse Maatschappij voor Tuinbouw en Plantkunde en de vereniging Flora en Pomona, een club van jonge kwekers. Die samenwerking resulteerde onder andere in gezamenlijke tentoonstellingen. Tot een fusie van de drie is het nooit gekomen.  

Met de stoomboot naar Boskoop

De Groote Bloemententoonstelling van 1911 werd gevolgd door vele tentoonstellingen, maar zo groot werd het nooit meer. De tentoonstelling heeft Boskoop echt op de kaart gezet. De meeste van de 60.000 bezoekers kwamen naar Boskoop met stoomboten als de Vooruitgang. Die stoomboten waren in die tijd de voornaamste manier om Boskoop te reizen. Meestal vanuit Gouda. Boskoop was nog niet aangesloten op het spoor, auto’s en andere particuliere vervoermiddelen waren voorbehouden aan enkelen.

De tentoonstelling zorgde voor veel  reuring in het boomkwekersdorp. De hotels, restaurants en café’s en de middenstand pikten een graantje mee met speciale aanbiedingen. Er werden speciale sluitzegels uitgegeven, series ansichtkaarten, een luxe herinneringsboek. En er waren natuurlijk veel extra mensen nodig om het al die gasten naar de zin te maken. Kortom: heel Boskoop profiteerde van de Groote Bloemententoonstelling.