De Bataafs-Franse tijd zette de bestuurlijke verhoudingen in Nederland op hun kop. Na de inlijving bij Frankrijk werd in 1811 ook de Franse wetgeving ingevoerd. Vanouds maakte Losser als richterambt deel uit van het overkoepelende drostambt Twente. Deze regionale bestuurslaag maakte in hoofdlijnen plaats voor het arrondissement Almelo en het richterambt voor de mairie of gemeente Losser. Het stadgericht Oldenzaal (de stad en de naaste omgeving) werd samen met het richterambt Oldenzaal opgesplitst in de gemeenten Oldenzaal, Losser en Weerselo. Dat ging niet zonder slag of stoot.
Ontstaan van de gemeente
De prefect van Overijssel moest er in opdracht van de
intendant van Binnenlandse Zaken naar Frans voorbeeld naar streven
kleine gemeenten te vormen. De afstand tussen verschillende
plaatsen en gehuchten in een mairie mocht niet te groot zijn en de
hoofdplaats moest zonder veel moeite voor iedereen bereikbaar zijn.
De nieuwe indeling werd in een groot gedeelte van Overijssel al in
de eerste helft van april 1811 "provisioneel" ingevoerd. In het
arrondissement Almelo werd men het pas in september 1811 eens. Er
ontstonden dertien mairieёn, waarvan in Noordoost Twente: Oldenzaal
(stad Oldenzaal en gedeelte richterambt Oldenzaal), Losser
(gedeelte richterambt Oldenzaal), Weerselo (gedeelte richterambt
Oldenzaal), Ootmarsum (stad Ootmarsum en gedeelte richterambt
Ootmarsum) en Tubbergen (gedeelte richterambt Ootmarsum). Met de
installaties van de nieuwe besturen in november van dat jaar kwamen
deze gemeenten formeel tot stand.
Herindeling
In Losser vond de installatie van Jan Teylers als eerste maire plaats op 27 november 1811. Uiteraard was er nog geen gemeentehuis in Losser. De plechtigheid vond daarom plaats in de nog geen jaar eerder in gebruik genomen protestantse kerk aan het huidige Raadhuisplein. Het grondgebied van de gemeente Losser bestond aanvankelijk alleen uit het dorp en de marke Losser. In 1818 vond een nieuwe indeling plaats die meer op de oude grenzen van de richterambten aansloot. De marken Berghuizen, Beuningen en De Lutte werden bij deze gelegenheid aan de gemeente Losser toegevoegd.
Stationsgebied
De politieke verhouding met Oldenzaal bleef moeizaam door de
tijden heen. Het grondgebied van de stad beperkte zich tot 169
hectare, waardoor nieuwbouw aan ernstige beperking onderhevig was.
Bij de aanleg van de spoorlijn Almelo-Salzbergen kwam het
Oldenzaalse station op grondgebied van Losser te liggen. Dit was
een onwenselijke situatie. Door annexatie van het gebied rondom het
station in 1876 werd het oppervlak van Oldenzaal vergroot tot 230
ha.
Annexatie
Vanaf 1918 tot 1955 ontspon zich tussen de gemeenten Oldenzaal
en Losser een strijd om het grondgebied van de voormalige marke
Berghuizen. De marke Berghuizen had na de verdeling van de
markegronden in 1846 opgehouden te bestaan. In de marke Berghuizen
waren de meningen verdeeld. De tegenstanders bevonden zich onder de
agrarische bevolking, de voorstanders waren de burgers die langs de
invalswegen
(Enschedesestraat-Lossersestraat-Denekamperstraat-Weerseloseweg)
woonden. Beide partijen stuurden petities in, ondersteund door vele
handtekeningen. In 1919 stelde de gemeente Losser zich op het
standpunt: "We werken niet mee aan welke annexatie dan ook, zonder
ons grondgebied in Noord- en Zuid Berghuizen is onze gemeente niet
levensvatbaar". Na vele jaren van gesteggel bereikten de
burgemeesters Cornelissen (Oldenzaal) en Van de Sandt (Losser) in
1953 een akkoord: Oldenzaal kreeg Noord- en Zuid Berghuizen. Dit
akkoord werd twee jaar later door de Tweede Kamer goedgekeurd. Op 1
juli 1955 werd de grenswijziging definitief. Oldenzaal vergrootte
zijn grondgebied tot 1.510 ha.