Van oudsher werd in Twente gesponnen en geweven met zelfverbouwd vlas en wol van eigen schapen. Dit huisweven werd later een mooie bijverdienste in het karige boerenbestaan. De vrouwen sponnen het garen en in de winter, wanneer er op de boerderij niet veel te doen was. De boeren zaten achter het weefgetouw.
Beroepswevers
Een boerenzoon kon alleen een boerderij erven als hij de
oudste was, of trouwde met een erfdochter van een andere boerderij.
De anderen zonen moesten een ambacht kiezen. Dat was niet zo
gemakkelijk, want de beroepen gingen ook vaak over van vader op
zoon. Wever worden kon hij wel. Een weefgetouw was nog niet zo
ingewikkeld om te maken en een schuurtje kon benut worden om het
getouw te plaatsen. Vooral in de 18e eeuw kwamen er in Twente veel
van deze beroepswevers voor. Burgmeester Chr. W. Eekhout meldde
over het jaar 1834 dat er 70 weefgetouwen in zijn gemeente waren,
zowel in woonhuizen als in boerderijen. Ook stonden er al meerdere
getouwen bij elkaar in kleine werkplaatsen.
Dorpsbleek
Het bleken van het linnen in Losser gebeurde in de 18e eeuw
onder meer op een weide bij de pastorie en ook bracht men de stof
naar het Duitse Gronau. In 1774 werd de dorpsbleek in Losser
aangelegd. Een grasveld, doorsneden met reken (sloten)
waaruit het linnen bevochtigd kon worden, zodat de zon zijn
blekende werking goed kon doen. Een bleek werd meestal gesticht
door een fabrikeur. Maar in Losser kwam het initiatief van de
bewoners van het Dorp Losser, een voorloper van de latere gemeente.
Het bleken van linnengoed duurde zo'n 6 weken en het was
kostbare waar. Vermoedelijk werd er daarom een wachtershuisje bij
gebouwd. Aan de achterzijde van dit bleekwachtershuisje zit
namelijk een raam. De bleekwachter had daardoor uitzicht op de
bleek en kon zo het kostbare linnen in de gaten houden.
Monument
In de 19de eeuw werd de huisweverij verdrongen door de
opkomende textielindustrie. De mensen uit Losser gingen werken in
de fabrieken in Gronau, Oldenzaal en Enschede. De industrialisatie
ging door de afgelegen ligging aan Losser zelf goeddeels voorbij.
De bleek raakte in verval en bleekwachter G.A. Smit − wiens familie
vanaf 1832 de bleekwachterstaak had waargenomen − droeg in 1948 het
recht op bewoning over aan de gemeente. Voorstanders tot behoud van
de bleek pleitten voor restauratie en de gemeente ging in 1960 over
tot de oprichting van een stichting, die de bleek en het
bleekwachtershuisje zou gaan beheren. Op 30 oktober 1964 kan
burgemeester J.P.A.M. van de Sant het gerestaureerde monument
officieel openen. Op paasmaandag wordt de bleek, net als vroeger,
opengesteld voor de jeugd, om daar het traditionele eieren zoeken
en eieren tikken in ere te houden.
In Losser waren nog twee andere bleken. Smitkes bleek ( van de
familie Smit) lag vanuit het dorp rechts van de huidige
Gildehauserweg. Vanaf de weg liep een pad dat in het kader van de
Landesgartenschau in 2003 is hersteld. De derde bleek in
de gemeente Losser, Ellermans bleek, was eigendom van de fabrikeur
Elderink uit Enschede en lag aan de huidige weg naar Overdinkel,
rechts bij de Dinkelbrug.