Op het hoogste punt van Losser, ongeveer 36 m boven NAP, ligt de Staringgroeve. De gelige aardlaag die daar aan de oppervlakte komt is zo'n 130.000.000 jaar oud. Deze laag werd afgezet onder het Hautrevien, een fase binnen de periode Onder-Krijt. Toen was er op die plek een grote, relatief warme binnenzee, die zich uitstrekte tot bij de Duitse plaats Steinfurt. Het klimaat was in die tijd subtropisch en in de binnenzee leefden zeedieren, zoals inktvisachtigen, kreeften, schelpen, slakken, oesters en weekdieren. De aarde veranderde langzamerhand. Het gele zand van de binnenzee werd geleidelijk in elkaar gedrukt. Er kwam kiezelzuur en ijzer bij en daardoor werd die zandlaag steeds harder en veranderde in een zandsteenlaag. Daar bovenop kwamen weer andere aardlagen en zo kwam het zandsteen steeds dieper in de bodem te liggen.
IJstijd
Geleidelijk veranderde het klimaat. Er kwam drie keer
een ijstijd. Rond de poolcirkel vormde zich een ijskap van
honderden meters hoog. Die kwam langzaam in beweging en er
waaierden gletsjers uit, die ook Losser bereikten. Het
aardoppervlak kwam er door al die krachten weer heel anders uit te
zien en er ontstonden heuvelruggen. Zo ook in Losser. De
zandsteenlaag, die vroeger veel dieper in de bodem lag, werd
daardoor weer omhoog geduwd, evenals bijvoorbeeld in het
aangrenzende Duitse Bentheim en Gildehaus. De daar aanwezige
zandsteenlaag wordt al sinds de 13de eeuw ontgonnen. De groeven
leverden zandsteen voor de bouw van kerken, kastelen en paleizen.
Maar ook voor gewone huizen en boerderijen. En steenhouwers maakten
er prachtige beelden van.
Dr. Staring
In Losser werd geen steen gewonnen. In de 19de eeuw kreeg dr.
W.C.H. Staring (1808-1877), de eerste Nederlandse geoloog, van de
Losserse burgemeester C.W.E. Eekhout de opdracht om de bodem te
onderzoeken. Als zoon van de dichter A.C.W. Staring was hij
opgegroeid op het kasteel de Wildenborch bij Lochem. Hij was een
geleerde die alles wist van de bodem van Nederland. In 1846 vond
het eerste onderzoek plaats op een terrein waar de straat naar
Overdinkel zich afsplitste. De steen bleek echter veel te poreus om
er mee te kunnen bouwen en de zandsteenlaag werd niet
ontgonnen.
Geologisch monument
Omstreeks 1960 kwam er een nieuw uitbreidingsplan en de
zandsteenlaag dreigde door de woningbouw voorgoed onbereikbaar te
worden. Willem Frederik Anderson (1908-1994), geoloog bij de NAM,
wist tal van Lossernaren en ook het gemeentebestuur te overtuigen
van de belangrijke rol die Losser dankzij het werk van W.C.H.
Staring op het gebied van de geologie in Nederland gespeeld had.
Ter herinnering aan deze wetenschapper kwam de Staringgroeve tot
stand, weliswaar op een andere locatie dan de oorspronkelijke
groeve uit 1846. Op 22 mei 1968 werd dit geologisch natuurmonument
in gebruik genomen door de onthulling van een borstbeeld van de
geleerde.
In de Staringgroeve werden belangrijke geologische vondsten gedaan,
waaronder veel fossiele schelpen (Bivalvia). Zo vond men er in 1976
de grootste fossiele schelp van Nederland, met een afmeting van 23
cm. Het beheer is in handen van de Stichting Het Staringmonument,
die de belangrijkste vondsten exposeert in Erve Kraesgenberg
in Losser.
Andere bijzondere geologische locaties in de gemeente zijn de
voormalige keileemgroeve bij steenfabriek De Werklust, het dal van
de Dinkel en van de Glanerbeek.