Noaberschop

Ongeschreven burenplichten

Tijd van burgers en stoommachines

De vroegste bewoners van de Hof van Twente woonden rondom de vruchtbare esgronden in groepen bij elkaar. Deze enclaves van bewoning waren omgeven door uitgestrekte, woeste gronden. De boerenbevolking van deze buurschappen was op elkaar aangewezen. Individu, buurt en gezin vormden een hechte eenheid. Ongeschreven regels bepaalden de omgang tussen de buren, de zogenaamde noaberschop. Deze burenhulp ging met tal van gebruiken gepaard. In 1845 beschreef G. Benthem de "thans nog in gebruik zijnde feesten of malen, onder de landlieden in de gemeente Markelo".

Nieuwe vestiging

Wanneer een landbouwer een nieuwe boerderij betrok, gaf hij een zogenaamd noabermaal. De mannen en vrouwen van een twintigtal van de nabijgelegen huizen werden op dit maal genood en goed onthaald op jenever met suiker. Na afloop van dit feest werden vier buren benoemd tot noodnoabers, de overigen werden noabers. In geval van een verhuizing behielden de mensen die bij de vorige bewoners noodnoaber of noaber waren hun functie. De verplichting hoorde dus bij het huis en niet bij de bewoners. De noodnoabers waren verplicht om bij ziekte of ongeval de dokter te halen, de zieke te helpen en zijn werkzaamheden over te nemen. Bij feestelijke gelegenheden waren ze verplicht te assisteren bij de bediening, zodat gastheer en gastvrouw zich bezig konden houden met de gasten.

Geboorte

Direct na de bevalling riep de naaste noodnoabervrouw alle buurvrouwen samen ten huize van de kraamvrouw. Na een hapje en een drankje en het uitwisselen van kraamverhalen werd de kraammoeder een spoedig herstel toegewenst en dat het kindje maar in gezondheid groot mocht worden. Enkele weken na de geboorte werd het zogenaamde blijmaal gehouden. De noodnoabervrouwen organiseerden dan een visite voor alle vrouwen uit de hele familie. Deze brachten als "compensatie" voor de verteringen tarwebrood of beschuit mee. Daarna volgde het doopmaal, dat enkele weken na de doop werd gehouden. Dit feest bleef beperkt tot de naaste familie. Het gedoopte kind ging de hele kring rond, van vrouw tot vrouw, om bezichtigd te worden. Het doopkleedje ging dezelfde weg. Het belangrijkste feest ter ere van de nieuwe wereldburger was het kinderbier. Familie, buren, vrienden en kennissen werden hiervoor uitgenodigd. Soms wel 50 huisgezinnen met kinderen groot en klein. En iedereen bracht wat eetbaars mee. Met al die spelende en kibbelende kinderen en hun pimpelende ouders waren dit niet direct serene bijeenkomsten.

Overlijden

Wanneer iemand overleden was, werd het lijk gewassen en aangekleed door de noodnoabervrouwen. Zodra de kist was gearriveerd, werd het lijk daarin gelegd. Dit gebeurde altijd in de schemeravond, waarna de kist onder een raam werd gezet. De noodnoabermannen ondertussen "zegden de dood aan" bij de naaste familie. De volgende morgen om ongeveer 11 uur luidden de gezamenlijke buren de drie klokken in de kerktoren, waarmee het overlijden aan de gemeente bekend werd gemaakt. De naaste noodnoabers, die gehouden waren de werkzaamheden op de boerderij waar te nemen zolang de overledene nog niet was begraven, hadden ondertussen lijsten gemaakt met daarop de adressen van de genodigden voor de begrafenis. Iedere noaber kreeg een briefje met daarop de adressen die hij moest bezoeken. Op de dag vóór de begrafenis had het rouwklagen plaats. Alle vrouwelijke familieleden werden uitgenodigd en kwamen in de middag bij elkaar, om in rangorde van familierelatie aan tafels plaats te nemen en stilzwijgend koffie te drinken met daarbij een boterham. Na het gebruik hiervan stonden allen tegelijk op om, zonder een woord te zeggen, te vertrekken.
Op de begrafenis kwam omstreeks 1 uur de naaste familie, die in de keuken plaatsnam, gevolgd door de overige genodigden, die op de deel gingen zitten. Meestal één persoon per uitgenodigd huisgezin. Er werd in stilte bier gedronken. De kist werd voor op de deel gezet en geopend zodat men desgewenst het lijk kon aanschouwen. Vervolgens werd de kist gesloten en op een open boerenwagen gezet. Men reed dan naar het kerkhof via de zogenaamde kerkeweg, ook al was die veel langer en slechter dan de normale weg. Achter de wagen liepen eerst de naaste mannelijke familieleden en daarachter alle overige genodigden in volstrekt willekeurige volgorde. Terwijl de klokken weer werden geluid, werd de kist door de noodnoabers in het graf geplaatst en bedekt met zoveel zand dat de kist bedekt was. Vervolgens gingen allen naar de herberg om de groove te houden. De naaste familie vertrok vandaar al snel naar huis. De overigen zetten zich aan het bier en later aan de jenever die uit hetzelfde glas werd gedronken. De volgende dag kwamen de noodnoabers tezamen bij het sterfhuis op de zogenaamde noagroove. De noodnoaberplichten waren vervuld zodra de nabestaanden bij de noagroove te kennen gaven dat alles naar wens was afgehandeld en opgeruimd.