De Tachtigjarige Oorlog was al begonnen in 1568, maar Overijssel sloot zich hier pas in 1578 bij aan. Dat opstandelingen tegen het Spaanse gezag waren in meerderheid aanhangers van de Reformatie. De Spanjaarden probeerden vanuit Oldenzaal hun macht te handhaven en Twente binnen de katholieke invloedssfeer te houden. De regio kwam klem te zitten tussen de twee vechtende partijen: de Staatse troepen en de Spanjaarden. Nadat prins Maurits in 1597 Twente had veroverd stonden de gereformeerden onmiddellijk klaar om met steun van de Staten van Overijssel de Reformatie in Twente op gang te brengen. De plaatsen waar nog geen gereformeerde predikanten waren, moesten binnen 14 dagen een predikant aanstellen. Menig pastoor bekeerde zich tot de nieuwe religie en werd predikant.
Katholieken achtergesteld
Tijdens het Twaalfjarig bestand (1609-1621) functioneerden een
Spaanse en een Staatse overheid naast elkaar. Alle kerken in de Hof
van Twente gingen over in gereformeerde handen.
Katholieken werden beschouwd als tweederangs burgers; men
veronderstelde dat ze geheuld hadden met de Spanjaarden. Vanaf 1621
mochten katholieken geen lid meer zijn van de Staten van Overijssel
en vanaf 1633 werd de uitoefening van de katholieke eredienst
verboden. De gereformeerde kerk kreeg een bevoorrechte
positie.
Alle adellijke families rondom Goor waren overgegaan naar het
nieuwe geloof, alleen de bewoners van Huis Heeckeren bleven
katholiek. Ook de Van Hoevells van het Westerflier bij Diepenheim
kwamen vanwege hun trouw aan het katholieke geloof niet in
aanmerking voor de Overijsselse Ridderschap.
De ondergrondse kerk
Het katholieke geloof moest in het geheim worden beleden. Overal
in de Hof verschenen schuilkerkjes in schuren en bijgebouwtjes;
zelfs in de bossen vonden diensten plaats. Bij de vrede van Munster
in 1648 was afgesproken dat men zich soepeler op zou stellen
tegenover de katholieke godsdienst. Toch bleef de toestand van
onderdrukking voortbestaan. In Twente was de belangstelling voor de
nieuwe leer niet zo heel groot. Een feit is dat in 1720 zo'n 800
mensen 's zondags de Heilige mis in de schuilkerk in Delden
bezochten. In de schuilkerk in Woolde op de boerderij Harmelink
kwamen zelfs 1.200 mensen bijeen. Op de Vossenbrink woonden een
aantal vrome ongehuwde dames die de gelovigen waarschuwden als er
weer een mis werd gehouden. Ze werden de "klopjes" (kwezels)
genoemd. Ook in Goor kende men de "klopjes". In de schuilkerkentijd
waren ze van onschatbare waarde. Ze gaven in het geheim
godsdienstonderricht aan kinderen; gaven door waar en wanneer er
een mis werd opgedragen en steunden de rondtrekkende priesters in
hun werk.
De gelovigen uit Goor en omgeving waren aangewezen op een
schuilkerk bij Huis Heeckeren. Hieraan kwam een einde toen deze
havezate in handen kwam van Herman van Ensse, drost van Haaksbergen
en in dienst van de Spanjaarden. De katholieke
godsdienstuitoefening werd toen voortgezet in een kerkschuur op het
adellijk goed Het Slot, vlakbij het huidige Hengevelde. In 1689 was
er voor het eerst weer sprake van een pastoraat.
Nieuwe kerkgebouwen voor de katholieken
De Franse Revolutie in 1789 maakte ook in de Republiek der Nederlanden een eind aan de oude machtsstructuren. Vrijheid, gelijkheid en broederschap vormden de grondbeginselen van een nieuw staatsbestel; daar hoorde ook de vrijheid van godsdienst bij. Geen van de kerken in de Hof van Twente werd, zoals elders in Twente gebeurde, teruggegeven aan de katholieken. In 1786 kreeg men in Delden op aandringen van Unico Wilhelm graaf van Wassenaer-Obdam toestemming van de Staten van Overijssel voor het bouwen van een eigen kerk, de Nieuwe Blasiuskerk. Dit bedehuis kreeg in 1795 veel te verduren. De geallieerde troepen, opgejaagd door de Fransen, bivakkeerden er. De kerk werd door hen gebruikt als hospitaal en paardenstal. Er werden grote vuren gestookt tegen de kou. Begin 19de eeuw was de Blasius één van de grootste kerken in Twente. In 1805 werd het aantal parochianen kleiner omdat Hengevelde een zelfstandige parochie werd. Vanwege het grote aantal gelovigen in Hengevelde werd in 1809 een tweede kerkje in Goor gebouwd. Beide kerken waren opgedragen aan de heilige Petrus en Paulus. In 1853, toen de bisschoppelijke hiërarchie was hersteld, werden het zelfstandige parochies. In de 19de en 20ste eeuw groeide het aantal katholieken in de Hof van Twente. In Goor verrees in 1894 een neogotische kerk. In Bentelo werd in 1953 een kerk in de stijl van de Delftse school gebouwd en Hengevelde kreeg in 1955 een grote kerk in Romaanse stijl. Sinds 2010 zijn de verschillende parochies gefuseerd en gaan samen verder onder de naam Heilige Geestparochie.