Christoph Bernhard von Galen maakte dankzij zijn strijdlust en gebruik van brandbommen in Nederland naam als Bommen Berend. Hij werd in 1650 op 44-jarige leeftijd tot bisschopvorst van Munster "gewijdkroond" en leek oorlog voeren hogere prioriteit te geven dan zielzorg aan de gelovigen binnen zijn diocees. De bisschop meende met de Republiek van de Verenigde Nederlanden nog een appeltje te schillen te hebben over het bezit van de heerlijkheid Borculo.
Eerste invasie
Met 20.000 voetknechten en 10.000 ruiters trok hij op 22 september 1665 deze streken binnen. Dat hij het niet alleen op Borculo gemunt had, laat zich, gelet op het aantal man- en paardenkrachten, wel raden. De invasie verliep voor Bommen Berend voorspoedig. Diepenheim viel op 25 september, Borculo 4 dagen later. In het waterrijke Goor wordt in de annalen op 17 oktober melding gemaakt van de inkwartiering bij 123 Goorse gezinnen van één of meer "Munsterse" soldaten.
Dominee duikt onder
Er was één inwoner in Goor die het onheil uit het oosten blijkbaar zag aankomen, want dominee Abraham Putman schreef in het Goorse Kerkeboek op 20 september 1665 dat hij voorlopig voor het laatst had gepredikt. Toen de Munsterse troepen op 21 en 22 september Enschede waren binnengevallen en hadden geplunderd, raakte volgens de predikant "het ganse land op die vlucht" en kwam hij met andere gemeenteleden op 23 september in Deventer aan. Op 8 december leek de bevrijding voor Goor en Delden nabij, maar een Staats-Franse legermacht werd op weg hiernaartoe door de Munstersen verdreven. De werkelijke bevrijding kwam in het voorjaar van 1666 onder leiding van kapitein Doys. Op 16 april werd de Vrede van Kleef gesloten. Hieronymus van Beverningh wist te bewerkstelligen dat Berend zijn aanspraken op Borculo opgaf en toezegde zijn leger tot 3.000 man te beperken. Op 21 april was dominee Putman terug in Goor van zijn onderduikadres in Deventer.
Bommen Berend weer op oorlogspad
Het rampjaar 1672 ging ook aan Diepenheim en Goor niet onopgemerkt voorbij. De Republiek was in oorlog met vier landen: Engeland, Frankrijk, Munster en Keulen en het land leek reddeloos, de regering radeloos en het volk redeloos. De bisschop van Munster viel in juni 1672 Overijssel voor de tweede keer binnen en na een maand was hij hier heer en meester. Vele ontberingen in de vorm van plunderingen, inkwartieringen en gebrek aan voedsel moest de bevolking weer doorstaan. Ook voor het vee werd de spoeling dun, want de vele paarden waarmee de legers waren uitgerust aten mee uit de ruif. De bisschop, die ook als bijnaam "Beernke den Kodeef" had, voerde de rooms-katholieke godsdienst weer in, waarbij de protestanten hun kerken moesten afstaan.
Ingestorte kerk
Op 22 april 1674 werd de vrede van Munster getekend, maar even
daarvoor werd in de huidige Hof van Twente nog grof huis gehouden,
waarbij uit pure baldadigheid kippen werden doodgeschoten en er
allerlei huisraad als oorlogsbuit werd meegenomen.
Zo stelde de richter een schadelijst samen waaruit bleek dat
bewoners van de marke Herike voor een totaal bedrag van f. 3.009,60
schade hadden geleden onder de bezetting van Bommen Berend, in de
vorm van meegenomen paarden, wagens, tuigen, drank en fourage. De
gotische kerk in Diepenheim was zwaar beschadigd geraakt en stortte
5 jaar later in. Dank zij provinciale subsidie kon herbouw
plaatsvinden.