Zonder de Buurserbeek zou Haaksbergen misschien nooit hebben
bestaan. "Veur Hoksebarge hef benaamd de Buurserbek aait belangriek
west", zo meldt de gemeente op haar website. Het riviertje was een
bepalende factor voor de vorming van het landschap en de
mogelijkheden om daar te wonen. De Buurserbeek ontspringt uit
diverse stroompjes, waaronder de Aa bij Ahaus. Bij de Haarmühle
steekt het de grens over en zoekt haar weg door Buurse en
Haaksbergen naar Diepenheim, om als Schipbeek verder te kabbelen
naar de IJssel bij Deventer.
De Buurserbeek heeft niet altijd dezelfde loop gekend. De Oude Beek
is voor Haaksbergen de belangrijkste geweest, want aan weerszijden
daarvan liggen de oudste erven van de marken Buurse, Haaksbergen en
Honesch. Oorspronkelijk liep de Buurserbeek dwars door het centrum
van het dorp, langs de Klaashuisweg en dan zuidelijk langs de
Oostenstraat (de huidige Jhr. von Heijdenstraat). Sporen van die
vroegere beekloop zijn in 2010 nog aangetroffen bij opgravingen in
de voormalige pastorietuin bij de Hervormde Kerk. Bij dit
archeologisch onderzoek in de bouwput voor een appartementencomplex
vond men ook nog een boomstam die als peilstok werd gebruikt om de
waterstanden te meten. Op het punt van de Markt met de Molenstraat
was in 1967 in een bouwput de bedding van de Oude Beek duidelijk te
zien. Vandaar vervolgde de waterstroom zijn weg door 't Meuken,
noordelijk langs de Eibergsestraat, de Ten Vaarwerkstraat en dan
langs de boerderijen van 't Varck, om daarna het Haaksbergse gebied
te verlaten.
Nieuwe beek
De stad Deventer groef omstreeks 1400 een scheepvaartverbinding tussen de Markelosebeek en de Buurserbeek. Op Haaksbergs gebied zijn toen maatregelen genomen om het de schippers mogelijk te maken tot De Braom in Buurse te varen. Van de Morsbrug tot de Koekoeksbrug werd een nieuwe beek gegraven, ongeveer zoals die nu aanwezig is. Van de Klaashuisbrug groef men een nieuwe bedding naar de Vedder in de buurt van de Molenveldsbrug en zo kreeg de Buurserbeek zijn huidige loop. De scheepjes waarmee op de Buurserbeek werd gevaren, werden potten genoemd. Ze waren maximaal 8,5 m lang, 1,5 m breed en 1 m hoog. Leeg hadden ze een diepgang van slechts 12 cm. Op Haaksbergs gebied zijn verschillende overslagplaatsen gevonden, waar goederen uit de omgeving van Haaksbergen en aangrenzend Munsterland met paard en wagen werden aangevoerd en overgeladen op schepen. In het Assinkbos is nu nog de Poteerdenhook bekend, genoemd naar de potaarde (klei voor aardewerk) die daar aangevoerd werd. Bij de Lankheterbrug vond men veel houtskool in de grond. Restanten van partijen houtskool, werden hier opgeslagen om naar ijzergieterijen in Deventer vervoerd te worden. Bij De Braom in Buurse werden boomstammen verzameld die afkomstig waren uit het Duitse gebied. Deze werden in vlotten over de beek vervoerd. De schrijver Sylvanus (17de eeuw) schreef dat de Schipbeek zeer geschikt was "voor de holtkoperen om groote balcken uit Twente en de grenzen van Munsterland met kleine moeyte ende kosten af te brengen".
Varen waar geen water is
Het is voor de moderne mens moeilijk voorstelbaar dat de Buurserbeek voor deze transporten heeft kunnen dienen. Het vervoer was beslist niet gemakkelijk. Bij laag water maakte men dammetjes in de beek om het water op te stuwen. Als het peil dan hoog genoeg geworden was, stak men de dam door en probeerde met de stroming van het water zo ver mogelijk mee te drijven. Nog in 1846 schreef Harmen Boom in zijn reisbeschrijving: "De Overijsselaren verstaan de kunst om te varen waar geen water is". Tot de 19e eeuw floreerde de scheepvaart op de Buurserbeek. Dagelijks voeren er 20 à 30 potten.
Na de Napoleontische tijd werden de landwegen belangrijk verbeterd, waardoor de scheepvaart afnam. Halverwege de 19e eeuw voeren op de Buurserbeek dagelijks nog maar ongeveer zes potten. Rond 1900 verdween de scheepvaart geheel. In de tweede helft van de 20ste eeuw werden de oevers van de Buurserbeek een populair recreatiegebied. Menig Haaksbergenaar leerde hier zwemmen, evenals veel streekgenoten.