De havezaten in en om Diepenheim werden al eeuwen bewoond door adellijke families. Maar de komst van prinses Armgard, de moeder van prins Bernhard, naar kasteel Warmelo luidde in 1952 een nieuwe fase in van "het kastelenstadje Diepenheim". De regelmatige bezoeken van de koninklijke familie en de uitgebreide hofhouding werden ook door de inwoners als zeer bijzonder ervaren. Voortbordurend op het werk van haar voorgangster, de weduwe Creutz, besteedde de prinses veel aandacht aan de bijzondere tuinen rondom het kasteel. Onder leiding van tuinbaas Derksen groeide de tuin uit tot één der fraaiste van Overijssel. Vanaf de jaren zestig werden de tuinen enkele keren per jaar geopend voor publiek. Duizenden mensen hebben sindsdien kunnen genieten van de Victoriaanse tuin, de geometrische tuin in Franse stijl, de landschapstuin in Engelse stijl, de puttuin en het pinetum (verzameling van naaldbomen). Daarnaast werd de tuin bekend vanwege de prachtige azalea's, rododendrons, rozen en meer dan 300 soorten fuchsia's.
Goede verstandhouding
Prinses Armgard had een warme belangstelling voor de
ruitersport. Ze was een voortreffelijke amazone en haar huisvriend,
kolonel Pantchoulidzew, was een paardenkenner bij uitstek. Prins
Bernhard en ook prinses Beatrix kwamen vaak naar Warmelo voor een
rijles van de kolonel. Toen het Stedeke in 1955 haar 850-jarig
bestaan vierde, waren Beatrix en Pantchoulidzew als toeschouwer
aanwezig bij het openluchtspel "Regenwice, erfdochter van
Diepenheim". De prinsesjes kwamen graag in Diepenheim, ze noemden
het huis van hun oma het Warme Loo. Ter gelegenheid van haar
tachtigste verjaardag in 1963 gaf prinses Armgard een receptie voor
alle Diepenheimers die enige band hadden met het kasteel. Namens de
bevolking werd haar een krentenwegge aangeboden. Het werd een
gezellige bijeenkomst, die daarna jaarlijks werd herhaald. Na haar
overlijden in 1971 was er nog één keer een bijeenkomst met de
prins, waarbij hij de Diepenheimse bevolking bedankte voor alles
wat ze voor zijn moeder hadden gedaan.
Sloet tot Warmelo
Hoewel in de 14e en 15e eeuw reeds verscheidene leden van het
riddermatige geslacht van Warmelo worden genoemd, dateert het
oudste leencharter van deze havezate uit 1457. Bisschop David van
Bourgondië beleent Wibolt van Warmelo met het "Huys te Warmelo, in
de gerichte van Diepenheim met syne kampen en al syne toebehoor".
De oorspronkelijke vorm van het huis was een carré met een
binnenplaats. Het huidige gebouw was toen het poortgebouw en de
edelmanswoning stond op de plek die nu in gebruik is als terras.
Door de eeuwen heen is deze havezate door veel families bewoond. In
1633 kwam Warmelo in handen van de wijdvertakte riddermatige
familie Sloet, die het vanaf dat jaar tot 1872 heeft bewoond.
Floris Willem baron Sloet tot Warmelo was rond 1800 een prominent
borgman in Diepenheim. Zijn zoon was na zijn huwelijk met de
barones Van der Borch van Verwolde nog maar weinig in Diepenheim en
het huis raakte meer en meer in verval. Zijn dood in 1872 betekende
het einde van de familie Sloet op het Warmelo. Al hun bezittingen
werden tijdens een openbare veiling verkocht. Het veilingboekje
vermeldt de verkoop van de van oudsher bekende tiendvrije
riddermatige havezate Warmelo, doorsneden door het riviertje de
Regge, gelegen in de gemeente Diepenheim, een ½ uur gaans van
het station van Markelo. Verder werden nog genoemd: twee
bouwhuizen, een koetshuis en een oranjerie, stalling voor tal van
paarden en vee, bouw- en weilanden en duizenden bomen. Ook alle
pachtboerderijen in de Veldhoek werden verkocht en zelfs de
herenbank in de Johanneskerk.
Restauratie
Het huis werd gedeeltelijk afgebroken. In 1928 werd het in
opdracht van de weduwe baronesse Creutz verbouwd en kreeg het
Warmelo het aanzien zoals het nu nog heeft. De tuinen werden
gerestaureerd en in de oorspronkelijke staat hersteld. De barones
kreeg daarbij deskundig advies van de bekende tuinarchitect Hugo
Poortman die in Diepenheim op Huize Peckedam woonde. In 1936 droeg
ze het Warmelo over aan haar zoon F.S.A. baron Creutz. Voor de
inwoners van Diepenheim was hij nog een echte baron, die regelmatig
voor bankzaken naar Den Haag reisde. De barones was eenvoudiger en
werkte zelfs vaak mee in de tuin. De meeste personeelsleden waren
Diepenheimers, alleen de kokkin was een Hongaarse. Aan het eind van
de oorlog werd het kasteel gevorderd door de Duitsers. De baron en
de barones verbleven eerst nog in het bijgebouw, maar kregen al
spoedig onderdak in de Grotestraat in Diepenheim. Toen de baron en
de barones na de oorlog weer hun intrek konden nemen in het Warmelo
hebben ze een groot feest gegeven voor alle mensen uit Diepenheim
die hen zo liefdevol hadden geholpen. De baron is in 1947
gestorven, de weduwe hertrouwde en vertrok uit Diepenheim. In 1952
werd het kasteel verkocht aan de prins der Nederlanden. Na het
overlijden van prinses Armgard werd het huis in 1977 doorverkocht
aan de arts-radioloog H.A. Avenarius. De tuinen zijn op bepaalde
tijden nog steeds voor publiek toegankelijk en regelmatig worden er
met name hippische evenementen georganiseerd.