In 1972 en 1973 werd onder leiding van provinciaal archeoloog Ad Verlinde op de Borghert te Denekamp een Germaanse nederzetting uit de eerste 2 eeuwen na Chr. blootgelegd. De Borghert ligt op een dekzandrug aan de oostzijde van het huidige Dinkeldal. Uit eerder onderzoek wist men dat op zo'n hoge plek archeologische sporen mochten worden verwacht.
Bewoning op de Borghert
De nederzetting moet gedurende enkele generaties zijn bewoond door twee of drie families. Ze woonden in boerderijen die werden gebouwd met houten palen, waarna met een vlechtwerk van takken de wanden werden gemaakt. Deze wanden werden vervolgens bestreken met leem. Het dak werd met riet afgedekt. Binnen was er één ruimte met een woondeel voor de mensen en een staldeel voor vee en voer, het zogenaamde "los hoes". Deze woonwijze heeft tot circa 1900 nog in Twente bestaan.
Landbouw en natuur op de Borghert
De families leefden van de landbouw en van wat de natuur bood. Hun kleine akkers moeten naast de nederzetting hebben gelegen. In een door zand overstoven grondlaag vond men sporen van een haakploeg (die de grond openscheurt) en een keerploeg (die de grond ook omkeert). De laag bevatte ook hoefafdrukken van runderen. Er waren sporen van kleine verhoogde graanschuurtjes ("spiekers"). Dit geeft aan dat ze hun oogst wilden beschermen tegen ongedierte en vocht. Aan de westzijde van de nederzetting vond men enkele wigvormige kuilen, mogelijk vangkuilen voor wild. In de nederzetting bedreven de families ook ambachten. Er zijn resten van hutkommen ontdekt. Ze deden dienst als werkplaats of opslagruimte. Daar produceerden ze voor eigen gebruik houten en stenen voorwerpen en aardewerk. De vondst van weefgewichten en spinklosjes duidt op spinnen en weven. Ook werd er een kleine hoeveelheid ijzerslakken aangetroffen; men was dus bekend met vervaardiging van ijzer. De aanwezigheid van Romeins aardewerk en van stukken maalsteen (om graan tot meel te vermalen) uit de Duitse Eifel wijst op contacten over langere afstand. De meest bijzondere vondst was een loden baar van meer dan 5 kg. Het voorwerp werd bijna puntgaaf teruggevonden in een kuil.
Waar geloofden ze in?
De opgraving gaf geen antwoord op de vraag naar de geloofspraktijk van deze mensen. Indirect hebben we wel een aanwijzing. Aan het begin van de jaartelling schoof het Romeinse rijk op tot het zuiden van Nederland. Ook de families op de Borghert kunnen dit hebben gemerkt. Jonge mannen uit onze streken traden als huurling in dienst van het Romeinse leger. Eer en buit spraken hen aan. Ze maakten kennis met het "Romeinse" leven. Maar ze raakten ook ver van huis. In Housesteads (Engeland) is een altaarsteen gewijd aan de Germaanse oorlogsgod Thincsus (Tyr) gevonden. Volgens het opschrift was het een geschenk van "burgers van Tuihanti" (mogelijk Twente) dienend in een Friese ruiterafdeling. Ook op de Borghert zullen ze Germaanse goden als Tyr, Wodan, Donar en Freya (waar onze dinsdag tot en met vrijdag naar zijn vernoemd) zijn vereerd. Bij de Dinkel of naburige moerassen of bij oude bomen werden offers aan Germaanse goden gebracht.
De Borghert verlaten
200 na Chr. werd de nederzetting verplaatst, in die tijd een vaker voorkomend verschijnsel. Mogelijk hield het verband met een afnemende bodemkwaliteit. Er zijn aanwijzingen gevonden voor een 3de-eeuwse nederzetting ten zuiden van het opgegraven areaal. In de daaropvolgende periode werd de Borghert voor enkele eeuwen verlaten. Pas in de vroege middeleeuwen lijkt er weer sprake te zijn van akkers.
De Borghert niet de eerste nederzetting
In de periode 4900 tot 2600 v. Chr. verbleven er groepen jagers en verzamelaars in de omgeving van het huidige Denekamp. In het Ageler-, Volther- en Tilligterbroek en Lattrop-Breklenkamp zijn sporen van kleine jachtkampjes of tijdelijke nederzettingen gevonden. Na 3400 v. Chr. bedreven mensen van de Trechterbekercultuur landbouw in Noordwest-Europa, ook op de zandgronden van Twente. In de wijk Klokkenberg in Denekamp is bijvoorbeeld een graf van de Trechterbekercultuur gevonden. Daarnaast wijzen grafheuvels en een hunebed nabij Vasse op hun aanwezigheid. Van 2000 v. Chr. tot het begin van de jaartelling neemt de bewoning in onze omgeving langzaam toe. Uit deze periode zijn losse objecten zoals vuursteen, aardewerk, en zelfs een Romeinse muntschat uit omstreeks 12 v. Chr. teruggevonden. De laatste jaren zijn er vele nieuwe vindplaatsen ontdekt. Deze zijn echter niet zo uitgebreid onderzocht als de nederzetting op de Borghert.