Men stelle zich onze verbijstering voor toen wij bij het inslaan van de Grote Straat [de huidige Diezerstraat] eensklaps kozakken ontwaarden, die naar onze kant met losse teugel kwamen aanrennen. De snelheid waarmee zij galoppeerden maakte dat zij ons niet opmerkten, hoewel wij ons slechts op een afstand van ten hoogste vijftig passen van hen bevonden, toen we ijlings omkeerden om onze woning weder binnen te gaan. Wij durfden uit vrees den vijand te ontmoeten, de woning niet te verlaten om ons naar de kazerne [Blijmarkt] te begeven, die een heel eind van ons verwijderd was. [Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant (Zondagsbladen van oktober-november 1913)].
Deze woorden, precies 100 jaar later in de krant geciteerd, zijn afkomstig van de Zwolse commandant van het Franse garnizoen in Zwolle. Op 12 en 13 november 1813 verjoegen de kozakken, die deel uitmaakten van de geallieerde troepen, de Fransen uit Zwolle. Daarmee kwam een eind aan 18 jaar Franse overheersing, niet alleen van Zwolle, maar ook van grote delen van Europa. Er ging een lange voorgeschiedenis aan vooraf.
In de tweede helft van de 18de eeuw was het onrustig in de
Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Er was veel armoede
onder de bevolking en het land werd, vonden velen, door de
opeenvolgende stadhouders zwak bestuurd. Bovendien was er onvrede
over de grote invloed die de stadhouders hadden op de samenstelling
van de stedelijke besturen. Ook in Zwolle was dat het geval. Onder
invloed van de vrijheidsstrijd in Amerika en de revolutionaire
beweging in Frankrijk stonden burgers op die een eind wilden maken
aan het bewind van stadhouder Willem V en de gesloten
regentenklasse. De bevolking raakte onderling verdeeld in
aanhangers van het Oranjehuis (de prinsgezinden) en
veranderingsgezinde patriotten. Tot deze laatste groep behoorde de
Zwolse edelman en lid van de Staten van Overijssel, Joan Derk van
der Capellen tot den Poll.
In de zomer van 1781 zorgde Van der Capellen voor grote landelijke
opschudding. Hij schreef, anoniem, een pamflet onder de titel
Aan het volk van Nederland. In het pamflet hekelde hij het
beleid van Willem V. De burgerij werd, letterlijk, opgeroepen in
het geweer te komen om meer bestuurlijke inspraak af te dwingen en
meer toegang tot de vrijwel gesloten regentenklasse.
Vanaf die tijd zorgden de patriotten voor politieke agitatie. Ook
in Zwolle groeide hun aantal snel. Toen dan ook in september
1786 een militie van stadhouder Willem V het door de patriot
Daendels "bevrijde" Hattem aanviel, schoten 300 Zwolse patriotten
te hulp. Zonder succes. Hattem werd overmeesterd en Daendels sloeg
op de vlucht. In het jaar erna werd een grote groep patriotten,
waaronder de dichter Rhijnvis Feith, in het Zwolse stadsbestuur
gekozen. Na de komst van troepen van de Pruisische koning, de
zwager van stadhouder Willem V, werd de oude orde hersteld. Wie er
in Zwolle revolutionaire gedachten op na hield, moest tijdelijk een
toontje lager zingen of vluchten naar het
buitenland.
In de barre winter van 1794/1795 stak het Franse leger met veel gevluchte patriotten de grote rivieren van ons land over. Op zaterdag 31 januari 1795 verschenen de Fransen in Zwolle. Onder aanvoering van het Zwolse Comité Revolutionair danste de bevolking om de vrijheidsboom op de Grote Markt, samen met 200 in het wit geklede meisjes. De feestelijke stemming duurde niet lang. Als sneeuw voor de zon verdween de sympathie van de Zwollenaren voor hun bevrijders. Ze moesten zorgen voor onderdak en eten en drinken voor zowel de soldaten als hun paarden, terwijl ze zelf gebrek aan voedsel hadden.
In het stadhuis ging een andere wind waaien. Het Ancien Régime werd vervangen door een Frans gezinde Municipaliteit. Een Comité van Waakzaamheid en Toezicht zou het nieuwe stadsbestuur controleren. Een groot succes was dat niet. Al snel werden de leden van het Comité verdacht van het verbrassen van stadsgelden. De controlerende taak werd daarna overgenomen door gecommitteerden van de twaalf wijkvergaderingen. Nooit eerder had de Zwolse bevolking zo veel invloed op het stadsbestuur gehad. Toen op nationaal niveau de oude Republiek werd vervangen door de Bataafse Republiek (1795-1806), was het snel gebeurd met de invloed van het volk op het stadsbestuur. In de Staatsregeling van 1798 werden de privileges van provincies, steden en adel afgeschaft. Zwolle was zijn eeuwenlang gekoesterde onafhankelijkheid voorgoed kwijt. Het stadsbestuur moest voortaan de instructies van de nationale overheid uitvoeren. Ondanks de wisseling van de wacht vond er geen politieke zuivering plaats. Ook in de jaren na 1795 werd Zwolle bestuurd door nagenoeg dezelfde groep mensen als voor de inval.
Toen Schimmelpenninck, de raadspensionaris van de Bataafse Republiek, met het oog op onze handelsbelangen, niet erg meewerkte aan de naleving van het door Napoleon ingevoerde handelsverbod met Engeland, werd de Republiek in 1806 vervangen door het Koninkrijk Holland. Alle bestuurslagen kregen een éénhoofdige leiding. Dat betekende het einde van de Municipaliteit in Zwolle. Alle macht in de stad kwam in handen van een burgemeester, bijgestaan door vier wethouders en vijftien raadsleden. Deze inrichting van het stedelijk bestuur (zij het met wisselende aantallen wethouders en raadsleden) zou bij de volgende staatsvormen van ons land in stand blijven. Dat wil zeggen tijdens het Koninkrijk Holland (1806-1810), in de periode dat ons land was ingelijfd door het Franse keizerrijk (1810-1813) en in de jaren na het vertrek van de Fransen, toen ons land het Koninkrijk der Nederlanden werd.
Met name in het laatste deel van de Franse bezetting kregen de boeren uit Zwolle en omgeving het zwaar te verduren. Ze moesten onder dwang paarden en wagens leveren en zorgen voor vervoer van soldaten en oorlogsmateriaal. Ook in de stad zorgde dat voor veel onrust. De blijdschap na het vertrek van de Fransen in 1813 was daarom minstens zo groot als die bij hun komst in 1795. De geallieerde legers, waaronder een omvangrijk aantal kozakken, verjoegen de Fransen vanaf 13 november in enkele dagen langs de IJssel naar Kampen. Toen die stad 1 week later in handen van de kozakken viel, was voor ons deel van het land de Franse tijd voorbij.