In het Zwartsluis van tegenwoordig is alleen met behulp van oude
kaarten en veel fantasie het beeld op te roepen van de tijd van de
roemruchte Fortresse Zwartsluis. Het eenvoudigst is dat misschien
nog staande op de Handelskade, vroeger Achter de Wal geheten. Hier
stonden tijdens de Tachtigjarige Oorlog en nog lang daarna de
wallen van de in 1580 aangelegde schans.
De eerste militaire versterkingen in Zwartsluis werden aangelegd
in de tijd van de Gelderse oorlogen. De hertog van Gelre wilde in
1527 Zwartsluis gebruiken als uitvalsbasis voor aanvallen op de
Sallandse steden. Het aanleggen van de verdedigingswerken kostte
hem nogal wat moeite, want de drost van Vollenhove gaf de Sluzigers
geen toestemming bij de bouw mee te helpen. Een jaar later waren de
troepen van de hertog alweer vertrokken. Een legertje Kampenaren
slaagde er na een korte belegering in het Gelderse krijgsvolk uit
Zwartsluis te verdrijven.
Om Zwartsluis kan niemand heen
Het belang van de verdedigingswerken kwam voort uit de
strategische ligging van Zwartsluis. Wie naar het noorden of zuiden
wilde reizen, kon letterlijk niet om het dorp heen. Dat was over
het water niet anders dan over de weg. Er waren maar enkele
begaanbare wegen door de uitgestrekte moerassen en veengronden
rondom Zwartsluis. Nog in de 19de eeuw meldde een ooggetuige dat
"geen menschelijk wezen de vlakte bezocht dan de jager, en daar,
waar de grond niet te moerassig was om het weiden van schapen te
veroorloven, de herder." Geen wonder dat legeraanvoerders, van
welke partij ook, Zwartsluis als een cruciale plaats beschouwden.
Wie Zwartsluis in handen had, kon de doorgaande zand- en waterwegen
onder controle houden en zo de hele omgeving beheersen.
Permanente bezetting
Zwartsluis werd omgebouwd tot een Fortresse in 1580 op
initiatief van de staatsgezinde gewesten Holland en Friesland. De
naam Fortresse wil zeggen dat het ging om een verdedigingswerk met
een permanente militaire bezetting. Bij het begin van de
Tachtigjarige Oorlog was de aanleg van een schans voor deze
gewesten niet alleen van militair belang, maar ook om de aanvoer
van turf te kunnen waarborgen, toen de belangrijkste
brandstof.
De schans werd aangelegd door de gouverneur van Noord-Holland,
Diederik Sonoy, een beruchte geuzenleider. Toen het karwei af was,
deed hij hetzelfde in Blokzijl en Kuinre, zodat Zwartsluis vanaf
die tijd deel uitmaakte van een verdedigingslinie in noordelijke
richting.
De schans bestond uit vijf bolwerken en drie eenvoudige poorten.
Om ruimte te maken moest een bedehuis worden afgebroken. De aanleg
van de schans kon op weinig steun van de plaatselijke bevolking
rekenen. Dat werd er niet beter op toen drie vaandels van het
staatse leger Zwartsluis binnenkwamen om de gloednieuwe schans te
verdedigen tegen de Spanjaarden. De ongedisciplineerde soldaten
vielen keer op keer de woningen van de Sluzigers binnen. Kregen ze
niet wat ze wensten dan werden de inwoners soms in hun eigen huis
doodgeschoten. Er waren er die het zo zwaar te verduren hadden dat
ze "van herdtseer" stierven. Dat speelde zich allemaal af in 1580,
een rampjaar voor Zwartsluis (en Genemuiden), zeker toen de staatse
troepen de schans in oktober tijdelijk moesten verlaten en voor hun
vertrek het dorp in brand staken.
De Fortresse in verval
Na het einde van de Tachtigjarige Oorlog in 1648 bleef
Zwartsluis de status van Fortresse nog lang behouden. De
onderhoudskosten werden gedragen door de Staten van Overijssel.
Maar door het ontbreken van vijanden had het onderhoud geen hoge
prioriteit meer. In het begin van de 18de eeuw werd de militaire
functie van de schans daarom geruisloos opgeheven. De Fortresse was
toen al in vervallen staat. In de daarop volgende jaren zijn de
vroegere verdedigingswerken geleidelijk afgebroken, om plaats te
maken voor het nieuwe Zwartsluis.