In 1982 werd aan de Gemeenteweg 67 de Museumboerderij geopend, waarmee Staphorst een nieuw en dynamisch monument kreeg; vol historische verhalen, objecten en activiteiten. Het initiatief voor deze expositieruimte was genomen door het gemeentebestuur, vanuit het besef dat de gemeente snel aan het veranderen was en dat er ondertussen veel verloren dreigde te gaan. De Museumboerderij was overigens niet de eerste die met dit doel werd opgericht. Al in 1952 was een complete Staphorster behuizing verplaatst naar het Openluchtmuseum in Arnhem.
Hallenhuis
De Staphorster boerderijen behoren tot het zogeheten hallehuistype met zijbaanders. In dit huis komt de voordeur, net als dat vroeger bij veel boerderijen in Oost-Nederland het geval was, direct uit in de woonkamer. In de centrale woonruimte brandde een open vuur. De rook zocht zich een weg door het dak. Als dakbedekking werd oorspronkelijk stro gebruikt; later riet. De dieren, vooral koeien, stonden in de grote potstal achter het voorhuis, later vervangen door grupstallen. Als gevolg van een wijze van vererving waarbij de kavels in de loop der eeuwen in de lengte waren verdeeld en dus smaller waren geworden, kwamen er veel boerderijen naast en achter elkaar te staan. Meestal stonden ze aan een van beide kanten van het perceel grond, wat nodig was om de oogst via de brede baanderdeuren te kunnen binnenhalen. De ontginningen en ruilverkavelingen zorgden in de 20ste eeuw voor een snelle ommekeer in het boerenbedrijf en deden veel van het oude verdwijnen. Toch was er oog voor de cultuurhistorische waarden in de dorpen. In 1971 zette de Rijksdienst voor de Monumentenzorg 326 boerderijen en negen andere objecten op de monumentenlijst. Aan de restauratie werd veel aandacht besteed en in 1986 kreeg de gemeente Staphorst hiervoor, als blijk van internationale waardering, de Europa-Nostra-prijs.
Sinds 1751
De belangstelling voor de Staphorster geschiedenis en cultuur dateert van eeuwen her. Zo schreef dominee Abraham Putman al in 1751 over de verplaatsingen van Staphorst. Maar als grondlegger voor de geschiedschrijving van Staphorst mag toch burgemeester F.A. Ebbinge Wubben worden genoemd. Hij publiceerde in 1835 een uitvoerige Plaatsbeschrijving, "met eenige oudheidkundige bijvoegselen", en ook daarna bleef hij schrijven over de geschiedenis van zijn gemeente. In 1897 verscheen van B. Stegeman en A. de Roos een bundeling van hun artikelen Uit het verleden van Staphorst. 10 jaar later zag een boek over "kleding, woninginrichting, volksgebruiken, spelen en de molen, benevens een woordenlijst" het licht. Het was geschreven door C.H. Ebbinge Wubben, een kleinzoon van de burgemeester. Tot zijn dood in 1942 was ook de veelzijdige en actieve Klaas Klooster voortdurend bezig met het vastleggen en presenteren van de geschiedenis en de taal van zijn gemeente. Een wetenschappelijke historische basis werd in 1947 gelegd met een proefschrift van de socioloog Sj. Groenman, die in een "onderzoek naar de levensomstandigheden der bevolking van plattelandsgemeenten" Staphorst als onderwerp had gekozen.
Archeologie
Vanuit archeologische hoek ontstond grote belangstelling voor de oudere lokale geschiedenis, toen in 1970 langs het Meppeler Diep prehistorische bewoningsresten werden gevonden. Tot de vrijwilligers die waren betrokken bij opgravingen door medewerkers van de Rijksuniversiteit Groningen behoorden ook inwoners van Staphorst. Hun betrokkenheid leidde uiteindelijk, in 1996, tot de oprich-ting van de Stichting Werkgroep Archeologie Regio Staphorst (SWARS). De belangstelling voor de eigen geschiedenis in brede zin bleef groeien. In 2005 werd in het natuurgebied Olde Maten De Veldschuur geopend, een educatief informatiecentrum voor natuur, cultuur, historie en archeologie.
Naar een historische vereniging
Onmiskenbare verdiensten voor de geschiedschrijving van Staphorst heeft de vroegere landbouw- en gemeentevoorlichter Jan de Wolde. Hij wijdde een honderdtal publicaties aan de geschiedenis van de gemeente waar hij ruim 40 jaar werkzaam was en verzorgde daarover duizenden lezingen met zelfgemaakte dia's. Hij was ook mede-initiator van een Oudheidkundige Commissie die in het begin de jaren zestig werd opgericht en van waaruit in 1980, op zijn initiatief, de Historische Vereniging Staphorst voortkwam. De vereniging, met het ledenblad 't Olde Stapperst, mocht zich vanaf het begin in een grote belangstelling verheugen. In de loop van haar bijna 30-jarig bestaan verschenen diverse zelfstandige publicaties en ontplooide zij tal van activiteiten. In 2000 betrok de vereniging een eigen onderkomen, "Het Koetshuus" dat verrees op de plaats van het vroegere koetshuis van de voormalige burgemeester Ebbinge Wubben. Over deze "burger, bestuurder en historicus in een rurale omgeving" schreef oud-Staphorster Klaas Tippe een proefschrift, waarop hij in februari 2010 promoveerde. Zo was, precies 175 jaar nadat Ebbinge Wubben zijn nog steeds geciteerde Plaats-beschrijving publiceerde, de cirkel der geschiedenis weer rond.