Camping Laarbrug ademt nog gedeeltelijk de sfeer van het opvangkamp van weleer. De basaltstenen toegangsweg, de voormalige beheerderwoning annex kraamkliniek, het toiletgebouw, het waslokaaltje en een enkele woonbarak herinneren nog aan de tijd dat op deze locatie Molukkers uit het verre Indië gehuisvest waren. Oud-bewoners en hun nazaten komen nog geregeld een kijkje nemen op de lommerrijke locatie.
Republik Maluku Selatan
Op 12 mei 1951 kreeg burgemeester C.P. van Reeuwijk bericht dat binnen enkele dagen de aankomst van de Asturias werd verwacht en dat de Molukse passagiers van dit schip onder meer in het voormalige werkverschaffingskamp Laarbrug in Ommen ondergebracht moesten worden. De Molukse opvarenden hadden als militairen in het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL) gediend. Zij kwamen naar Nederland omdat in hun geboorteland de Republik Maluku Selatan (RMS) uitgeroepen was en de Molukse soldaten van de Indonesische regering daarheen niet mochten terugkeren. Uiteindelijk was als "tijdelijke" oplossing gekozen om de circa 12.500 Molukkers en hun gezinnen naar Nederland te halen.
Verboden te integreren
Het woonoord bij Laarbrug bestond uit houten barakken en lag
ver van de stad Ommen. Een jaar later kwam ook nog een groep
Molukkers in barakken op het afgelegen landgoed Eerde terecht. De
bewoners van beide kampen waren afkomstig van de Kei-eilanden. Door
de Molukkers op afstand van de wooncentra te plaatsen hoopte de
regering integratie van de Molukkers in de Nederlandse samenleving
te voorkomen. Hierdoor zou de terugkeer naar Indonesië niet al te
veel problemen opleveren. Aanvankelijk mochten de Molukkers ook
niet deelnemen aan het arbeidsproces.
Hondenvoer
Voor oud-bewoner Frits Dangeoeboen lieten de leefomstandigheden te wensen over: "Het was alsof je in een gevangenis zat, zo klein waren de kamers. Ik sliep met een aantal vrijgezellen op stromatrassen in een hok. Het eten uit de gaarkeuken was slecht. Hondenvoer. We kregen Hollandse pot en sommige dagen rijst. We spaarden geld om af en toe fatsoenlijk te kunnen eten." De bewoners vermaakten zich met voetballen, naai- en breilessen of onderhoud van het terrein. Dat laatste was niet altijd naar de zin van de kampbeheerder. "Tijdens de vacantie van de beheerder hebben de Kei-ezen het kamp eens willen opknappen", schreef hij over de bewoners van Eerde. "Zij hebben de prachtige aanplant, waarop Baron van Pallandt met recht zo trots op was, volkomen vernield door alle sparren en coniferen tot op ongeveer een ½ m kaal te hakken en alle Rododendrons en Azalea's op gelijke hoogte af te snoeien."
Kippen onder de snelbinder
De Ommer bevolking had doorgaans begrip voor de Molukkers die trouw aan "koningin en vaderland" waren geweest. Hun gekleurde huidstint en afwijkende gewoonten riepen wel nieuwsgierigheid op. "Ik herinner me nog wel dat ze dinsdags kippen op de markt kochten en die dan levend onder de snelbinders van de fiets stopten", vertelde Herman Siero. De Molukse kinderen bezochten jarenlang de Koningin Julianaschool in Ommen. De volwassenen vonden geleidelijk hun weg naar de arbeidsmarkt. Bij gebrek aan perspectief voor een zelfstandige Molukse republiek bleek het tijdelijk uiteindelijk definitief. In 1961 verhuisden de bewoners van Eerde naar de Molukse woonwijk in Rijssen; de mensen uit Laarbrug vertrokken in 1966 naar Zwolle en Rijssen. Laarbrug veranderde in een camping, die tot op de dag van vandaag bestaat.