De bouw van een nieuwe katholieke kerk in de Boskamp in de jaren 1858-1860 kan worden beschouwd als een belangrijke stap in het emancipatieproces van het katholieke volksdeel. Het maakte een einde aan een lange periode van achterstelling, die begon met de Reformatie aan het einde van de 16de eeuw.
Havezate Boskamp
Na de Reformatie mocht de pastoor van Olst zijn functie niet langer in het openbaar uitoefenen. Tot een langdurige onderbreking in de zielzorg onder katholieken heeft dit echter niet geleid, doordat katholieke adellijke families na de Reformatie hun landgoederen beschikbaar stelden voor het organiseren van samenkomsten, zoals het buitenverblijf Luchtenberg aan de Zandwetering in Duur en havezate Boskamp. Zij wierpen zich op als steunpilaren van de katholieke gemeenschap. De zielzorg was in handen van jezuïeten. Door deze omstandigheid bleven veel boeren in de buurt van havezate Boskamp trouw aan de katholieke Kerk. Vermoedelijk breidde dit aantal zich in de loop van de tijd verder uit, door de komst van katholieken uit gebieden waar de Reformatie volledig had gezegevierd en waar de aanhangers van het oude geloof zich soms niet meer thuisvoelden.
Statie Boskamp
Een verbetering in de positie van katholieken kwam in 1710 tot
stand, toen de overheid toestemming verleende voor de oprichting
van een standplaats voor een geestelijke in het kerspel Olst. Dat
leidde tot de benoeming van Casper van der Hagen, de eerste pastoor
na de Reformatie. Van der Hagen had geen eigen kerk. Hij reisde
rond in de omtrek en hield dikwijls kerkdiensten in de havezate
Boskamp, en ook wel op landgoed Spijkerbos, waar ook huwelijken
werden voltrokken en kinderen gedoopt. Mogelijk woonde Van der
Hagen toen al in het latere pastoorshuis Denekamp, een kleine
boerderij aan de Dingshofweg in Boskamp.
In 1768 of misschien wat eerder is men erin geslaagd een vaste kerk
te stichten in het bouwhuis binnen de gracht van de havezate
Boskamp. Toen de havezate in 1802 te koop werd aangeboden, na het
overlijden van de katholieke weduwe Knoppert, deed zich de unieke
mogelijkheid voor om eigenaar van het huis te worden dat al 2
eeuwen lang als plaats van samenkomst van katholieken had gediend.
Men kocht de havezate en twee bouwhuizen voor f 6.000,‒. De
ene helft van de havezate werd ingericht als pastorie, de andere
helft deed dienst als kerk. De kosten werden uit eigen middelen
betaald, afgezien van een belangrijke gift van koning Lodewijk
Napoleon. De vorst wilde hiermee zijn waardering laten blijken voor
de goede samenwerking tussen de pastoor en de predikant bij de
bestrijding van de gevolgen van de grote watersnoodramp van
1809.
De nieuwe parochiekerk
De katholieke gemeente groeide zeer voorspoedig. Het aantal communicanten bedroeg aan het begin van de 18de eeuw ruim 250, nam daarna toe tot 400 in 1795 om vervolgens in snel tempo verder te stijgen tot 678 in 1860. De oude kerk was veel te klein voor dit aantal en het kerkbestuur besloot een nieuwe kerk te bouwen. Die kwam in de jaren 1858-1860 tot stand. Het orgel van de oude schuilkerk, gebouwd door Johann Holtgräve, die lange tijd in Deventer en Olst heeft gewoond, werd na voltooiing van de nieuwbouw overgeplaatst en siert nog altijd de kerk in Boskamp. In de periode tussen de beide wereldoorlogen kreeg het katholieke verenigingsleven, onder de stimulerende leiding van de pastores J. van Laak en L.J. Olthof, de wind flink in de zeilen en liet een indrukwekkende groei zien. Er werd bovendien een katholieke school gesticht en niet te vergeten het pension van Onze Lieve Vrouwe, een tehuis voor bejaarden, met dank aan de zusters van Boxmeer, die deze voorzieningen hebben opgezet en beheerd.