De IJsseldijk

De aanleg van waterstaatkundige werken

Tijd van steden en staten

Ten tijde van de verovering van het IJsseldal door de Franken, omstreeks 800, was het vermoedelijk niet nodig om de boerderijen en akkers van de bewoners tegen het overstromingswater van de rivier te beschermen. In dit schaars bevolkte gebied kon men meestal vrij eenvoudig een hooggelegen terrein voor bewoning uitzoeken. Er zijn echter aanwijzingen dat het waterpeil van IJssel in de loop van de Middeleeuwen geleidelijk aan begon te stijgen en bewoners van het rivierdal maatregelen moesten nemen om hun woongebied tegen het opdringende water te beschermen.

Dijkregels

Aanvankelijk bouwde men in de verschillende buurschappen provisorische dijkjes van beperkte lengte, afgestemd op de plaatselijke behoefte. De eerste verwijzing naar een dijk in Olst vinden we in oorkonden uit de periode 1227-1231. Plaatselijke initiatieven waren echter niet afdoende. Daarom werd het beheer van de IJsseldijk tussen Deventer en de toenmalige Zuiderzee ("van de Hunnepe tot de zee") in 1308 naar een hoger bestuurlijk niveau overgebracht. In dat jaar werden op de Spoolderberg bij Zwolle onder leiding van de landsheer, bisschop Guy van Avesnes, zogenaamde dijkregels opgesteld, die de grondslag zouden vormen voor de totstandkoming van de het waterschap Salland. De regels hadden vooral betrekking op onderhoud en verbetering van dijken. Nieuwbouw van dijken werd minder nadrukkelijk genoemd, vermoedelijk omdat de bedijking aan het begin van de 14de eeuw al grotendeels was voltooid.

Onderhoudsplicht

Een dijk werd ten behoeve van het onderhoud in blokken verdeeld. Elke grondeigenaar in het door een dijk beschermde gebied kreeg een nauwkeurig afgebakend dijksegment toegewezen, dat hij moest (laten) onderhouden. De dijkgraaf hield scherp toezicht op het nakomen van de onderhoudsplicht. Als een grondeigenaar in gebreke bleef, was de dijkgraaf bevoegd de kosten voor herstel van de dijk op de bewuste persoon te verhalen.
Er waren ook schaduwzijden aan de dijkaanleg. Naarmate dijken hoger werden, kregen doorbraken een catastrofaler karakter. Vooral in de 14de eeuw vonden er veel watersnoodrampen in het kerspel Olst plaats, in het bijzonder in Fortmond. In de daarop volgende eeuwen lijkt de frequentie van de overstromingen in het gebied van Olst enigszins af te nemen. We weten vrijwel niets over het verlies aan mensenlevens en de omvang van de materiële schade als gevolg van de watersnoodrampen, maar de summiere gegevens uit deze periode doen het ergste vermoeden.

Sterke bevolkingsgroei, aanleg van weteringen

De bevolking van Olst werd in de jaren 1100-1300 met enorme problemen geconfronteerd. Niet alleen moest men kostbare dijken bouwen als verdediging tegen het opdringende rivierwater. Men was vanwege de zeer sterke bevolkingsgroei in deze periode eveneens gedwongen het areaal cultuurgrond fors uit te breiden. Om steeds meer monden te voeden was het nodig de "woeste gronden", de natte, laaggelegen bossen en moerassen rondom de dorpen, op grote schaal te ontginnen. Dat was echter alleen maar mogelijk als men erin slaagde het grondwaterpeil te beheersen door het overtollige water uit de ontginningsgebieden af te voeren. Aangezien de natuurlijke afvoer van het water naar de IJssel ernstig werd bemoeilijkt door de aanleg van dijken, werd in de 13de en 14de eeuw een begin gemaakt met de aanleg van een samenhangend afwateringssyteem van grotendeels kunstmatige waterlopen, zoals de Zandwetering, Soestwetering en Vloedgraven, die het overtollige water uit die streek via Zwolle in noordelijke richting afvoerden.
De bouw van dijken en de aanleg van weteringen in de tweede helft van de 13de eeuw moet een enorme uitdaging zijn geweest voor de bevolking in het nog schaars bewoonde IJsseldal. Deze omvangrijke waterstaatkundige projecten zijn, in ieder geval in Olst, uitgevoerd onder leiding van de bisschop van Utrecht en de pas opgerichte markenorganisaties. Dat waren verenigingen van grondeigenaren, toegerust met overheidsgezag om beslissingen betreffende dijken en weteringen zo nodig af te dwingen.