Het had nogal wat voeten in de aarde voor er in 1754 een nieuwe predikant kon worden beroepen. Iedereen bemoeide zich met de voordracht van de kandidaten en gebruikte de situatie om zijn macht te doen gelden. In Nieuwleusen ging men zelfs met elkaar op de vuist en de drost van Salland, die het beroep moest goedkeuren, kwam in botsing met de Staten van Overijssel, die het salaris van de predikanten betaalden. Na ruim 1 jaar van ruzie en gekonkel werd Jan Arend Palthe uit Oldenzaal beroepen. Met zijn komst brak een lange periode van rust aan, want hij bleef in het dorp tot zijn overlijden in 1803. Palthe maakt zich zeer geliefd bij de bevolking. Naast het ambt van predikant bekleedde hij ook functies als heemraad en tijdelijk markerichter.
Voor de goede zaak
Jan Arend Palthe kwam uit een gegoede Twentse familie van burgemeesters en dominees. Hij wist ook goed met geld om te gaan en investeerde in grond en goederen. Hij liet zelf een huis naast de kerk bouwen. "Het huis staande op de pastorybleike is gebouwt in 1795", meldt het doopboek. Palthe had zes kinderen, van wie er twee jong overleden en vier met vooraanstaande burgers trouwden. Drie van hen keerden terug naar Oldenzaal. De jongste zoon, Johannes, werd daar predikant en moest toezien hoe koning Lodewijk Napoleon gelastte dat de Plechelmuskerk werd teruggegeven aan de roomse gemeente van Oldenzaal. Er kwam een nieuwe kerk en Johannes is er blijven preken tot zijn 81ste jaar. Hij leefde heel sober en tante Johanna Tak-Racer, een rijke zakenvrouw in Amsterdam, verstrekte hem geld "voor de goede zaak", het verbreiden van het ware protestantse geloof. Daarmee kocht hij "ieder stukje grond en iedere boerderij" die vrijkwam waarop een roomse pachter zat. Die moest dan plaatsmaken voor een protestantse pachter. Om te voorkomen dat de familienaam van zijn vrouw Carolina Racer en van de overleden echtgenoot van zijn zuster Aleida zou uitsterven, voegde hij bij twee zonen een familienaam toe aan de voornaam. Zo ontstonden de familienamen Racer Palthe en Van Wulfften Palthe.
Landsvrouwe van Nieuwleusen
De jongste zoon van Johannes, Carel Hendrik Bernhard Palthe (1820-1897), studeerde ook voor dominee, maar stond nooit op de preekstoel. Hij erfde de bezittingen in Nieuwleusen en woonde 's zomers regelmatig met zijn gezin in het oude familiehuis. Zijn twee dochters bleven allebei ongehuwd en erfden van verschillende familieleden. De jongste dochter was Guillemette Joanette (1863-1928), haar roepnaam was Gulia. Ze voelde zich zo thuis in Nieuwleusen dat ze zichzelf "landsvrouwe van Nieuwleusen" noemde. Zij was de laatste Palthe van deze tak, leefde even zuinig als haar vader, maar schonk royaal aan musea in Overijssel en aan de gemeenschap van Oldenzaal. Haar woonhuis daar werd na haar overlijden museum het Palthehuis; daarin is nog veel van het bezit van de families terug te vinden. Ook in Nieuwleusen droeg Gulia bij aan maatschappelijke ontwikkelingen. Ze heeft na haar overlijden haar bezittingen nagelaten aan de Hervormde kerk en ze schonk de pachters hun boerderijen en land in eigendom. Het spieker, zoals het huis later werd genoemd, is rond 1962 afgebroken. Het stond op de plek van het wandelpad vanaf het Westeinde naar het Palthebos.